Naar een evenwichtiger speelveld voor werknemers en zelfstandigen

Naar een evenwichtiger speelveld voor werknemers en

Door: Casper de Vries

Omdat arbeidsstelsel uitgaat van vaste baan, ontstaan problemen bij flexibele contracten.De samenleving is veel flexibeler dan enkele decennia geleden. Een groot deel van de Nederlanders is

Het heeft Nederland geen windeieren gelegd, want ten opzichte van een land als Frankrijk met zijn starre arbeidsmarkt ligt ons inkomen per hoofd van de bevolking 22% hoger, voornamelijk doordat de afgelopen decennia in Nederland veel meer mensen aan werk zijn gekomen. Maar omdat ons arbeidsstelsel nog uitgaat van een vaste baan geeft dit problemen bij de pensioenopbouw en het verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid als men overstapt van een vaste baan naar een flexibel contract en omgekeerd. 

In de contractdimensie staat de werkende met vaste baan tegenover de zelfstandige. Om de tegenstelling vast versus flexibel te doorbreken is in het IBO rapport ZZP (2015) de invalshoek afhankelijk versus zelfredzaam als uitgangspunt voorgesteld. Waar het werkelijk om gaat is een goede arbeidsverhouding waarbij recht wordt gedaan aan de sociale aspecten en de prikkels om te werken. Van belang is hierbij de mate waarin behoefte is aan een arbeidsongeschiktheidsverzekering en pensioenvoorziening.

De verleiding om als zelfstandige diensten aan te bieden in vergelijking tot een vast dienstverband is groot. Een IB-ondernemer houdt van het bruto minimumlooninkomen ongeveer 87% over, een werknemer 71%, waarbij we rekening houden met lasten voor pensioen en arbeidsongeschiktheid voor de zelfstandige; anders is het verschil nog groter. Daarnaast wordt in een vast dienstverband betaald voor de werkloosheidsverzekering, terwijl het risico voor het ontbreken van opdrachten bij de zelfstandige hoort. Vergelijkbare verschillen doen zich voor bij hogere inkomens, maar dan zijn de risico’s makkelijker te dragen.

Het ogenschijnlijke voordeel valt voor de lagere inkomens doorgaans toe aan de opdrachtgever vanwege zijn sterke onderhandelingspositie: voor jou een ander. De overtrokken prikkel om aan de onderkant van de arbeidsmarkt voor een zzp’er te kiezen kan worden weggenomen door de pensioenopbouw en arbeidsongeschiktheidsverzekering in meer of mindere mate tot een bepaald niveau verplicht te stellen. De premies komen bovenop het afgesproken tarief en worden apart op de factuur vermeld, net zoals de btw. In lijn met wat AWVN-directeur Harry van der Kraats voorstaat (FD 10 oktober), pleiten wij voor een glijdende premieschaal omdat de overgang van afhankelijkheid naar zelfstandigheid geleidelijk verloopt. Een zelfstandig werkende op het minimumloonniveau verdient meer bescherming dan een goed verdienende interim-manager die meer risico kan lopen.

Ons voorstel gaat uit van een pensioenopbouw voor zelfstandigen met een inkomen tot € 100.000, de huidige grens tot waar de pensioenpremie voor werknemers met een vast contract aftrekbaar is. Het opbouwpercentage neemt af naarmate het inkomen hoger is (degressief). Vanaf het minimumloon van circa € 25.000 (WML niveau) zouden de premies voor arbeidsongeschiktheidsverzekering en pensioenopbouw 15% kunnen bedragen. Vervolgens kan dit percentage dalen met een procent bij elke inkomenstree van € 5000. De jaarlijkse opbouw kan derhalve ook variëren met een wisselend inkomen. De inning van de premies geschiedt op dezelfde wijze als de btw. De zelfstandige kan zelf de verzekeraar en pensioenuitvoerder kiezen. De Belastingdienst incasseert de premies en stort deze door naar de uitvoerders.

Met deze benadering doen we recht aan de zelfredzaamheid waarvoor vele zelfstandigen kiezen en voorkomen we op korte termijn problemen bij arbeidsongeschiktheid en op langere termijn inkomenstekorten na pensionering. Het speelveld voor de werknemer en zelfstandige wordt evenwichtiger. Als we deze benadering koppelen aan een generieke inzet van O&O-gelden voor lager geschoolden, zoals bepleit door Maassen van den Brink (FD 13 oktober) en Alexander Rinnooy Kan (FD 15 oktober), dan maken we de arbeidsmarkt robuuster en verlagen we de kwetsbaarheid van deze groep.

CV

Casper de Vries is hoogleraar monetaire economie en houder van de H.J. Witteveenleerstoel aan Erasmus School of Economics. Met zijn onderzoek richt De Vries zich doorgaans op internationale monetaire kwesties.

Guido van Woerkom zit namens werkgeversorganisaties AWVN en VNO-NCW in de SER en schrijft op persoonlijke titel deze opinie.  

 

Meer informatie

Dit artikel is eerder verschenen in ongewijzigde vorm in Het Financieele Dagblad van 21 november 2016. Zie hier voor het artikel zoals verschenen op de site van Het Financieel Dagblad. 

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen