Het Italiaanse Openbaar Ministerie (OM) stelt dat Meta, het moederbedrijf van Facebook en Instagram, bijna 887 miljoen euro aan btw moet betalen over de periode 2015 tot 2021. Het is nog niet zeker of de Italiaanse rechtbank de zaak daadwerkelijk in behandeling zal nemen, maar het onderwerp heeft inmiddels – ook buiten Italië - al veel belangstelling gewekt. Madeleine Merkx, hoogleraar Indirecte Belastingen aan Erasmus School of Law, vertelt in de Volkskrant: “Het kan potentieel enorme gevolgen hebben, ook in Nederland.”
Merkx licht toe: “Een bedrijf betaalt btw indien er goederen of diensten tegen vergoeding worden verricht. Het is niet van belang of er ook winst wordt gemaakt.” Gebruikers van onlineplatforms zoals Facebook en Instagram maken gratis gebruik van de diensten van het platform. Waar ligt dan het probleem met Meta volgens het Italiaanse OM?
Het probleem: betalen met persoonlijke gegevens
Gebruikers van grote onlineplatforms zoals Facebook en Instagram betalen geen geld om gebruik te maken van de diensten die onlineplatforms bieden. Daar staat echter wel iets anders tegenover. Wanneer een persoon namelijk gebruik wil maken van bijvoorbeeld Facebook, dan moet deze persoon toestemming geven dat het onlineplatform diens persoonlijke gegevens gebruikt, bijvoorbeeld voor reclamedoeleinden. Volgens de Italiaanse openbaar aanklager sluiten gebruikers bij hun inschrijving daarom een commercieel contract met Meta. In ruil voor toegang tot Facebook of Instagram zijn gebruikers verplicht om Meta toegang te geven tot hun persoonlijke informatie. Die persoonlijke informatie verkoopt Meta daarna door. Over het verstrekken van data door de gebruikers moet volgens het Italiaanse OM btw betaald worden.
Merkx legt uit dat het dus gaat om de vraag of er sprake is van een dienst van Meta aan de gebruikers van haar diensten zoals Facebook en Instagram. “Deze gebruikers betalen niet in geld, maar stemmen er mee in dat hun data kan worden gebruikt. Het antwoord op de vraag of daarover btw moet worden betaald hangt af van de vraag of sprake is van een vergoeding, in dit geval in natura, voor een verrichte dienst, een ruilhandel als het ware. Dat is het geval indien de gebruiker in ruil voor het gebruik van de diensten van Meta toestemming geeft aan Meta om de data te gebruiken. Of dat het geval is hangt af van de omstandigheden van het geval, maar er zou best beargumenteerd kunnen worden dat dat in bepaalde situaties zo is.”
Ruilhandel
Merkx vergelijkt in de Volkskrant de zaak van Meta met een Europese rechtszaak. In de Europese zaak hanteerden afvalinzamelaars lagere prijzen voor hun diensten, omdat ze oude metalen die zij in het afval vonden zelf doorverkochten. Dit is een voorbeeld van ruilhandel. De afvalinzamelaars betaalden hier echter geen btw over. De rechter oordeelde dat dit anders moest. “De handel met persoonsgegevens is eenzelfde soort ruilhandel”, aldus Merkx. Wanneer men deze zaak naast de zaak van Meta houdt, is het volgens haar dan ook mogelijk dat Meta btw moet gaan betalen over haar dienstverlening in ruil voor de toegang tot persoonlijke data.
Verborgen inkomsten
Als zou worden vastgesteld dat Meta een dienst verricht aan haar gebruikers in ruil voor hun data, moet de waarde van deze vergoeding in natura worden bepaald. Over die waarde zou Meta dan btw verschuldigd zijn. “Dat kan aanzienlijke gevolgen hebben, omdat het gaat om veel gebruikers,” vertelt Merkx. Volgens onderzoek van het Italiaanse OM heeft Meta over de periode 2015 tot 2021 ongeveer 4 miljard euro aan inkomsten niet aangegeven, terwijl deze inkomsten volgens de openbaar aanklager wel belastbaar zijn. Op basis van het onderzoek komt het Italiaanse OM uit op een verschuldigd btw-bedrag van 887,6 miljoen euro. In de Volkskrant verklaart Merkx: “Dit zou voor de jaren sinds 2021 ook kunnen gelden, in alle EU-lidstaten, en mogelijk ook voor de andere platforms. Dit is dus potentieel best een grote zaak.”
Meta’s btw-strijd
Op de vraag hoe Merkx Meta’s kansen inschat als er daadwerkelijk een rechtszaak zou volgen, antwoordt zij: “Naar mijn mening is het geen gelopen race. Om in de btw tot een belastbare dienst te komen zal sprake moeten zijn van een rechtsbetrekking, een overeenkomst op basis waarvan prestaties worden uitgewisseld. Een rechter zal moeten vaststellen of die aanwezig is.” Uit eerder onderzoek van Merkx en Frederik Boulogne blijkt dat de rechtsbetrekking precies een punt is waar veel discussie over bestaat. Het vraagstuk of gratis diensten in ruil voor persoonlijke data als een belaste prestatie kwalificeren, raakt aan de kern van het digitale verdienmodel. Er moet op gewezen worden dat de waarde van data sterk afhankelijk is van de omstandigheden en dat gebruikers vaak niet expliciet bewust zijn van de ruil die zij aangaan. Toch is er juridisch draagvlak om te stellen dat niet de data zelf, maar het recht om deze te verzamelen en te gebruiken, de tegenprestatie vormt.
De uitkomst van deze potentiële zaak kan daarnaast ook verstrekkende gevolgen hebben voor andere digitale platforms. Maar, zoals Merkx aangeeft, het is uiteindelijk aan de rechter om vast te stellen of er sprake is van een belastbare dienst. Eén ding is wel duidelijk: het zal geen gemakkelijke zaak worden.