“De strafrechtsketen piept en kraakt al jaren”, begint Joost Nan, hoogleraar Straf(proces)recht aan Erasmus School of Law, zijn inaugurele rede op 7 juli 2023. Hij vervolgt: “Veel zaken blijven lang op de plank liggen of komen daar soms helemaal niet vanaf. De duur van zaken die worden opgepakt is geregeld onacceptabel lang. De grenzen van de capaciteit van het strafrechtelijke system lijken te zijn bereikt”. In zijn rede getiteld Moderne rechtsmiddelen in strafzaken. Een andere beweging naar voren vertelt Nan meer over het kritieke punt waarop de strafrechtketen is aanbeland. Daarnaast doet hij enkele aanbevelingen om de druk op het strafrecht te verlichten en een moderner, gestroomlijnder strafprocesrecht te creëren.
Nan schetst het huidige probleem binnen de strafrechtketen: er komen meer strafzaken binnen dan politie en Openbaar Ministerie aankunnen. “Duidelijk is wel dat de strafrechtketen, net als de gehele rechtspraak, op een kritiek punt is aanbeland”, vertelt Nan. Een modernisering van het Wetboek van Strafvordering is aanstaande, maar Nan wil verder gaan dan dat. Hij beoogt een “nog moderner” strafprocesrecht dat zo effectief mogelijk gebruikmaakt van de bestaande rechtsmiddelen.
Nan vertelt eerst over de rechtsmiddelen die het Nederlandse strafrecht kent en legt uit welke functie deze rechtsmiddelen vervullen. Daarna legt hij zijn plannen voor een nog modérner hoger beroep uit.
Rechtbank, gerechtshof, Hoge Raad
Tegen een uitspraak van de strafrechter staan twee rechtsmiddelen open: het hoger beroep bij het gerechtshof en vervolgens cassatie bij de Hoge Raad.
In 34% van de strafzaken in Nederland is in 2022 hoger beroep ingesteld. Vooral in zware zaken wordt vaak hoger beroep ingesteld. De gemiddelde doorlooptijd in hoger beroep is maar liefst 480 dagen. “Hoger beroep neemt daarmee een niet onaanzienlijk deel van de beschikbare capaciteit in beslag”, stelt Nan.
Bij de modernisering van het strafprocesrecht worden ook de rechtsmiddelen onder handen genomen. Nan: “Ik kom daarmee tot mijn kernpunt: zou het niet beter zijn als vaker in eerste aanleg direct een behoorlijke en acceptabele eindbeslissing tot stand komt?” Nan oppert het strafprocesrecht zo in te richten dat het de Officier van Justitie en verdachte dwingend stimuleert alles zo snel mogelijk naar voren te brengen dat nodig is voor een goede beoordeling van de zaak door de strafrechter. “Voorkomen is immers beter dan genezen”, stelt de hoogleraar.
Nan focust vooral op het hoger beroep; “Het is het laatste gewone rechtsmiddel waarin de feiten nog aan de orde kunnen worden gesteld en nog eens echt goed naar de zaak kan worden gekeken. Het is daarmee voor mij verreweg het belangrijkste en meest effectieve rechtsmiddel om een verkeerde beslissing in een vonnis nog recht te zetten”. Nan benadrukt dat het aanwenden ervan geen vanzelfsprekende exercitie mag zijn. “In hoger beroep gaan moet geen gewoonte blijven in één op de drie zaken.”
Bestaan van rechtsmiddelen
“De internationale consensus is dat een rechtsmiddel tegen een veroordeling moet bestaan. Niet alleen als mensenrecht, maar breder als waarborg dat een verkeerde veroordeling wordt voorkomen”, aldus Nan.
Nan duidt twee functies van rechtsmiddelen. Allereerst de herstel- of herkansingsfunctie, volgens Nan tevens de belangrijkste functie, welke het herstel van fouten aan de kant van procespartijen of strafrechter beoogt. Ten tweede de functie van het creëren van rechtseenheid, welke erop gericht is de uniformiteit van het strafrecht te bevorderen.
Aan het openstellen van rechtsmiddelen zitten ook nadelen: hoe meer instanties, hoe langer de rechtspraak duurt en hoe duurder het proces wordt. Daarnaast verkeren partijen lange tijd in onzekerheid en duurt het langer voordat straffen ten uitvoer kunnen worden gelegd. “De rechtsvrede wordt daardoor pas op een later moment hersteld.” Nan pleit voor het zuinig omgaan met rechtsmiddelen. Naast dat de doelen van het strafrecht niet geheel of later worden behaald bij instelling van hoger beroep, kunnen procespartijen er strategisch voor kiezen nieuwe informatie pas te delen bij behandeling aan het gerechtshof. “Dat is wat mij betreft dus onwenselijk omdat de relevante feiten en steekhoudende argumenten doorgaans ook al bij de rechtbank aan de orde kunnen komen en wat mij betreft ook behoren te komen”, stelt Nan.
Modernisering van het hoger beroep
Nan legt uit dat momenteel sprake is van een middenstelsel: hoger beroep bevindt zich tussen het volledig overdoen van een zaak en het alleen beoordelen van de beslissing van de strafrechter. “Daarmee heeft het gerechtshof bij het wijzen van het arrest dus een veel bredere taak dan alleen aandacht besteden aan de bezwaren die tegen het vonnis zijn gerezen”. De wetgever pakt dit probleem deels aan via de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Het gerechtshof zal in beginsel een beslissing nemen op de gerezen bezwaren (ook wel grieven genoemd), en niet de volledige zaak overdoen. “Het gerechtshof kan nog steeds buiten de grieven om een andere beslissing nemen”, alus Nan.
Nóg moderner hoger beroep
Nan pleit zelf voor een nóg moderner hoger beroep. Allereerst stelt de hoogleraar dat de ruimte om in hoger beroep nader onderzoek te doen, sterk moet worden beperkt. Daarnaast stelt hij een strakker grievenstelsel voor. Deze beide voorstellen vormen volgens Nan “een andere beweging naar voren”.
Nadruk op eerste aanleg
Nan legt uit dat meer recht moet worden gedaan aan het belang van de eerste aanleg om tot een correcte en acceptabele uitkomst te komen. “Hoe zorgvuldiger de behandeling door de rechtbank verloopt, des te minder blijft er voor het gerechtshof nog over om te doen”. Door partijen te dwingen alle kaarten in eerste aanleg op tafel te leggen, verschuift het onderzoek meer naar voren. Nan pleit er tevens voor het onderzoek voornamelijk op de terechtzitting te laten gebeuren in plaats van ervoor, wat nu de regel is. Dit doet de interne en externe openbaarheid goed.
Daarnaast stelt Nan een bredere motiveringsverplichting voor. Een beslissing in het vonnis hoeft, volgens de nieuwe wetgeving, enkel gemotiveerd te worden ‘voor zover dat voor de begrijpelijkheid van die beslissing noodzakelijk is’. "In geval van uitdrukkelijk voorgedragen standpunten waarvan wordt afgeweken, hoeft de rechtbank alleen de redenen die daaraan ten grondslag liggen op te geven”, vertelt Nan. “Maar motiveren kun je leren, zeg ik altijd.”
- Professor