De buren van mijn klas zijn vooral luidruchtig. Ze maken veel lawaai. Ik ben er nog niet helemaal uit of dit echt zo is of dat ‘lawaai maken’ wel een makkelijke term is die je op buren kunt plakken omdat je er een simpele zin mee kunt maken: ‘Mijn buren maken lawaai’. Veel studenten wonen in wijken waar de buren nog minder Nederlands spreken dan zijzelf en al mijn aansporingen om contact te maken evenveel effect hebben als het praten met een goudvis. Er is nog een hoop werk te doen, niet alleen in Rotterdam.
Het lawaai van de buren bestaat meestal uit muziek of, zoals Hamid schrijft: ‘De buren luisteren altijd luid naar muziek,’ wat zou kunnen betekenen dat ze ruzie hebben tijdens het luisteren naar de sonates en de préludes of dat ze half doof zijn en schreeuwen om een kopje thee. Bouwvakkers kunnen ook luid luisteren naar muziek, het is een mooie term, ik schrijf hem op.
Dat je geen contact hebt met je buren is herkenbaar maar geen contact met je familie is pijnlijk. Vertellen over relaties is daarom altijd ongemakkelijk omdat ik nooit weet hoe lang het is geleden dat ze vrienden, ouders, broers of zussen zagen.
‘Ik heb twee tanden en geen om,’ begint Maysa haar verhaal. Als ze lacht houdt ze altijd haar hand voor haar mond maar als ze praat zie ik een stralend gebit. Het duurt even voor mijn kwartje valt maar haar tanden zijn haar tantes en de om haar oom. Automatisch denk ik aan de tanden van mijn tantes die allemaal rookten, aan hun jurken, de schoenen en hun tasjes. Het komt allemaal weer boven.
‘Mijn moeder is boer. Ze heeft koe, schaap, kip en lamp,’ gaat Maysa verder. Lees deze zin opnieuw. Ik weet dat ik het vaker vraag maar deze is het waard. Als ik lees ‘mijn moeder is boer,’ lees ik eigenlijk direct ‘mijn moeder is stoer.’ Geen boerin maar boer. Geen man, geen broer maar wel twee zussen en een kleine vrolijke veestapel. Dat mooie beeld maakt me blij. De lamp is een lam maar ik wil het liever lezen als lamp zodat ze ’s avonds in het lamplicht een brief kan lezen of haar dochter kan schrijven dat het schaap een lamp heeft gekregen terwijl ze weet dat haar dochter het beestje niet zal zien opgroeien. Als ze niet kan lezen of schrijven hoop ik dat ze ’s avonds een trui breit. In het licht van de lamp.
Maysa heeft een zus ‘die lange is met blonde haar, zij is heel mooi.’ Het is onduidelijk of de mooie zus de koe melkt maar ik denk dat de boer dit doet. Boerendochters. Als ik dit lees zou ik willen vragen wat er met hun vader is gebeurd maar eigenlijk ook liever niet. Zolang iedereen het opschrijft is er niets aan de hand maar het in de klas bespreken is een beetje op eieren lopen. Iedereen heeft familie die er niet meer is of die ze jaren niet hebben gezien en ik wil wat dit betreft de doos van Pandora het liefst dicht laten. Ik heb hem wel eens kort geopend en kan u vertellen dat het groot verdriet bracht, precies waarvoor in de Griekse mythe wordt gewaarschuwd.
Maysa heeft haar moeder, haar tanden en haar om en haar mooie zus met blond haar al vijf jaar niet gezien. Dat geldt ook voor de koe, het schaap, de kip en de lamp. ‘Ik hop,’ schrijft Maysa tot slot, ‘dat ik Nederlands ben en kan ik mijn moeder blij maken.’
Ik hop het ook en ik ga er alles aan doen dat het lukt maar ik hop ook dat de boer het nog even volhoudt om haar stoere dochter te zien en ik hop dat aan al deze droefheid een eind komt. Blijf hoppen.