Corona, de oorlog in Oekraïne en de hoge energieprijzen: allemaal oorzaken van de sterk toenemende inflatie. Sommigen maken de vergelijking met de jaren 70, waarin inflatie een plaag was voor de economie. Tot in hoeverre is deze vergelijking correct en zijn er lessen te trekken uit het verleden? In een podcast van De Dag legt Bas Jacobs, hoogleraar economie en overheidsfinanciën aan Erasmus School of Economics, uit hoe de vork in de steel zit.
Hoogopgelopen olieprijzen, en de oliecrisis leidden in de jaren 70 tot veel inflatie. In cao’s volgden lonen de prijzen automatisch. Het gevolg? Een loon-prijsspiraal, waarin prijzen stegen door een stijging van de lonen, waardoor lonen weer vanwege de stijging van de prijzen moesten stijgen. Nederland werd internationaal gezien duur; bedrijven vonden het daardoor niet meer aantrekkelijk om in Nederland te investeren. Jacobs: ‘op de achtergrond speelde dat Nederland begon met het uitbouwen van de verzorgingsstaat in de jaren 70, de WAO werd opgebouwd. Door de verhoging van de loonkosten werden veel arbeiders geloosd en verdwenen ze van de arbeidsmarkt.’ De groei op lange termijn liep schade op vanwege allerlei aanbodproblemen. De overheid stimuleerde de economie fors, wat in die omstandigheden volgens Jacobs onverstandig was. Men zou namelijk het aanbod moeten proberen te vergroten, maar met het stimulerende begrotingsbeleid van toen vergrootte de overheid juist de vraag, waardoor de inflatie verder oploopt. Het aanbod werd ook verder beperkt, want als de overheid meer geld leende, was er minder geld dat kon worden uitgeleend aan bedrijven om investeringen te doen.
Ommekeer
Jacobs: ‘het averechtse effect werd pas gekeerd ten tijde van de kabinetten-Lubbers, die begonnen met het doorvoeren van flinke saneringen van de overheidsfinanciën. Centrale banken duwden de rentestanden hoog om de inflatie de kop in te drukken, het akkoord van Wassenaar werd gesloten waarbij de lonen werden gematigd, en vervolgens begon de economie zich pas te stabiliseren.’ Uitkeringen werden ontkoppeld van de lonen. Er zijn overeenkomsten tussen toen en nu: energieprijzen en de inflatie zijn erg hoog. Jacobs benoemt ook als overeenkomst dat het begrotings- en monetair beleid zeer ruim is. Er zijn echter ook verschillen: de inflatieverwachtingen in het eurogebied lopen niet op, lonen stijgen niet zozeer mee. In reële termen is dus sprake van een koopkrachtdaling, waardoor geen aanwijzingen bestaan dat we terecht zullen komen in een loon-prijsspiraal. Volgens Jacobs zal de huidige hoge inflatie van 9,7% snel dalen en verwachten ook marktpartijen dat op de langere termijn de inflatie slechts iets uitkomt boven de inflatiedoelstelling van de Europese Centrale Bank, te weten 2%.
- Professor
- Meer informatie
U kunt de podcast De Dag, 14 april 2022, hier beluisteren.