Al dertig jaar lang vechten academische ziekenhuizen over de vraag wie het best in staat is de ingewikkelde operaties aan kinderharten uit te voeren: Groningen? Utrecht? Rotterdam of Leiden? Nu zijn dat vier ziekenhuizen, maar dat zijn er te veel om de kwaliteit en continuïteit van zorg hoog te houden. Want hoe vaker artsen deze ingewikkelde operaties uitvoeren, hoe beter ze erin worden en hoe minder kinderen er doodgaan. Dat uitgangspunt steunt iedereen, maar tegelijkertijd wil niemand de prestigieuze ingrepen kwijt. Want haal je de kinderharten weg, dan treft dat de kinder-ic’s, en dus de opleidingsmogelijkheden en dus het gehele ziekenhuis.
Minister Hugo de Jonge besloot vorig jaar dat Utrecht en Rotterdam de aangewezen ziekenhuizen waren, maar dat leidde tot zo’n ongekend protest uit Groningen en Leiden (die de ingrepen kwijtraakten), dat De Jonges opvolger Ernst Kuipers de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vroeg ‘een impactanalyse’ te maken. Deze is, met maanden vertraging, nu af. Eindelijk, verzuchten kinderhartchirurgen, want het geruzie van Neerlands langstlopende zorgsoap (het eerste rapport over de noodzaak van concentreren stamt uit 1992) moet nu eindelijk afgelopen zijn. De belangenstrijd die leidde tot het NZa-rapport valt nauwgezet te reconstrueren op basis van honderden documenten waarover de Volkskrant beschikt, na een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur.
Michiel van de Geest maakt in de Volkskrant een interessante reconstructie over de beoogde concentratie van kinderhartchirurgie. ESHPM hoogleraar Marco Varkevisser draagt hieraan bij.
"Breng eerst objectieve factoren & scenario's in kaart vóórdat een beslissing wordt genomen."
Wilt u de hele reconstructie lezen, ga dan naar de (betaalde) pagina van de Volkskrant.
- Professor