In een artikel van De Volkskrant komt Universitair Hoofddocent Toegepaste Economie aan Erasmus School of Economics Bas Karreman voor om de resultaten van een onderzoek dat hij heeft uitgevoerd te bespreken. In dit onderzoek voert hij een kwantitatieve analyse uit om een goed beeld te krijgen van de studiekeuzes van studenten voor en na de afschaffing van de studiebeurs en de introductie van het leenstelsel.
In 2015 maakte de Nederlandse overheid de belangrijke keuze om een systeem af te schaffen dat al bijna 30 jaar bestond: het beursstelsel. Het bestaansrecht van de basisbeurs lag in de intentie om jonge mensen te helpen tijdens hun studie en om ze minder afhankelijk te maken van hun ouders. De plaatsvervanger van het beursstelsel, het leenstelsel, is sinds zijn implementatie controversieel en een punt van discussie in de samenleving. Van 2015 tot 2019 nam de gemiddelde studieschuld van een student toe van 12.400 naar 13.900 euro. De introductie van dit stelsel riep de vraag op of studenten een andere afweging zouden maken omtrent studeren. Zou de toegenomen schuld het najagen van een academische graad niet iets maken dat slechts weggelegd is voor de bevoorrechten in onze samenleving?
Kwantitatieve analyse
Karreman heeft zijn energie gebundeld met Zhiling Wang, beiden Universitair Hoofddocent Toegepaste Economie aan Erasmus School of Economics, en Frank van Oort, Hoogleraar Toegepaste Economie aan Erasmus School of Economics om de effecten van het leenstelsel op de studiekeuzes van studenten te besturderen. Karreman legt uit dat de sociaaleconomische achtergrond van een student een invloed kan hebben op zijn of haar studiekeuze: ‘Als je ouders niet zo rijk zijn, kunnen ze je ook minder financiële ondersteuning bieden waardoor je meer moet lenen. Dat kan een reden zijn om bewuster te kijken naar wat een studie je oplevert.’
De data indiceert dat steeds meer middelbare scholieren sinds de implementatie van het leenstelsel kiezen voor studieprogramma's die een hoger startsalaris in het vooruitzicht stellen. Echter, sommige studenten worden sterker beïnvloed dan andere. Factoren die een hogere schuld impliceren, leiden tot een studiekeuze met een hoger startsalaris. Om een voorbeeld te noemen: studenten die op kamers zullen moeten gaan om onderwijs te volgen aan een universiteit verwachten een grotere schuld op te bouwen. Een andere factor is de academische prestaties van een individu: als een student verwacht dat hij of zij meer tijd nodig heeft om een diploma te behalen, dan zijn de schulden hoogstwaarschijnlijk ook hoger. Omdat deze studenten een kosten-batenanalyse maken voordat zij een studie aan een universiteit gaan volgen, anticiperen ze op de hogere schuld door een onderwijsprogramma te volgen met een hoger verwacht startsalaris, volgens Karreman. De data laat echter ook zien dat dit effect alleen merkbaar is bij middelbare scholieren die havo doen. Een van de mogelijke verklaringen voor deze observatie, is dat vwo-scholieren onafhankelijk van hun studiekeuze een hoger startsalaris verwachten.
Verschuivingen binnen het cluster
Moeten we ons zorgen maken om het scenario dat niemand meer zal gaan voor een kunst- of toneelopleiding? Het antwoord is nee: de overgrote meerderheid van de verschuivingen van studiekeuzes vindt plaats binnen clusters. Zo zal iemand die eerst zijn of haar oog heeft laten vallen op een opleiding tot verpleegkundige, nu eerder de keuze maken voor een opleiding waarmee je terechtkomt in een laboratorium. Het verwachte startsalaris van een laboratoriumstudie is hoger, maar wel in hetzelfde cluster, namelijk gezondheidszorg.
- Universitair Hoofddocent
- Meer informatie
U kunt het artikel van De Volkskrant, 10 november 2020, hier lezen.