Dag ventje op de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
Zo begint Marc groet ’s morgens de dingen van Paul van Ostaijen. Het is een lief gedicht en ik denk er vaak aan als ik langs een leeglopend schoolplein loop. Zodra je je moeder opnieuw verlaat en de nieuwe school wordt ingeduwd, stroomt er een woordenvloed over je heen die je net als Marc een plaats moet geven. Je begint met ongeveer 1700 woorden en in groep acht kun je minstens 17.000 woorden herkennen en begrijpen. Mooi, dat basisonderwijs met al die juffen en meesters. Mijn collega’s en ik proberen anderstaligen 2000 woorden in drie maanden te leren, 5000 in negen maanden en ruim 10.000 in vijftien maanden en dat is aanzienlijk korter dan acht jaar basisschool.
Op de vaas met de bloem staat een ventje met een fiets. Groet Marc alleen het ventje of neemt hij in de begroeting ook de vaas met de bloem mee? Ploem ploem. Kinderen en anderstaligen zien de taal door andere ogen en maken combinaties die logisch zijn en tegelijk de logica tarten. Nee, dat is niet het juiste woord, ze verrijken de logica die wij moedertaalbeheersers lang geleden hebben opgesteld en die in je hoofd met grote roestige bouten ligt verankerd.
Iemand in mijn klas schreef ‘de dokter verbetert de patiënt.’ Hier word ik blij van, ongeveer zo blij als ik mij Marc kan voorstellen. Een hersenstofje zegt dat verbeteren een synoniem is voor corrigeren maar een patiënt kan wel degelijk verbeteren net als een prostaat kan vergroten en een longfunctie kan verminderen maar als de dokter de patiënt verbetert lachen we en schudden de wijze grijze hoofden. Verkleinen betekent kleiner maken en dus zou verbeteren beter maken moeten zijn en het is juist die uitleg die we voor de dokter bewaren, hij maakt de patiënt beter maar de logica zegt dat hij hem verbetert.
Wij hebben kinderen en anderstaligen nodig om na te denken over onze taal en hoe wij haar hebben gevormd, misbruikt, veronachtzaamd maar haar toch telkens weer tot leven kussen dankzij de inbreng van bijvoorbeeld nieuwkomers die woorden leren en willen weten waarom wij de dingen benoemen en begroeten zoals ze zijn terwijl dat niet altijd logisch is.
Ik heb boeken gelezen, taalbergen beklommen, zoveel aanslagen per minuut overleefd, door grammaticagrachten gezwommen maar kan iemand mij eindelijk eens uitleggen waarom wij zeggen ‘Ik ben ermee bezig’ en niet ‘Ik ben er bezig mee’? Het ergernisgevende klotewoordje ‘er’ zorgt voor zoveel ellende en verdriet dat het tot op zekere hoogte niet meer valt uit te leggen hoe en waarom we het moeten gebruiken. Het is net als neuspeuteren en winden laten, we denken er nooit over na, we zijn er niet mee bezig. Nieuwe taalleerders doen dat wel en willen weten waarom ‘Ik ben er bezig mee’ fout is (en waarom een dokter de patiënt niet verbetert). Ik doe het zo goed en zo kwaad als ik kan maar soms zou ik gewoon Marc willen zijn en dagelijks de dingen willen groeten zonder zorgen over wetten, gebruiken, conventies, regels en angst voor onbekende dingen.
Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn-mijn.