Een buurtuin, roboticalessen voor kinderen, of koken voor buurtbewoners. Burgerinitiatieven komen in soorten en maten. Maar hoe komen burgers tot deze ‘collectieve actie’? En hoe ziet de (subsidie)relatie van burgerinitiatieven met de overheid eruit? Steven Blok (Erasmus School of Social and Behavioural Sciences) bezocht voor zijn proefschrift tal van burgerinitiatieven en liet burgemeesters en studenten een virtuele buurttuin onderhouden.
Je hebt voor je onderzoek een spel gespeeld met burgemeesters die een virtuele buurtuin moesten onderhouden. Later deed je dit ook met studenten. Hoe zit dat precies?
“Een buurtuin is misschien wel een van de bekendste voorbeelden van burgerinitiatieven. Tijdens het spel moeten de deelnemers samen een virtuele buurtuin onderhouden. Ze kunnen aangeven hoeveel uur ze bereid zijn te investeren. De burgemeesters speelden een fysiek spel, met kaarten en handmatige berekeningen, en later hebben we dit doorontwikkeld tot een app zodat we het spel ook laagdrempelig met studenten konden spelen. In sommige rondes mag niet gesproken worden, maar er zijn ook rondes waarbij je kunt overleggen. Ook worden boetes uitgedeeld als de tuin er slecht voorstaat.”
Wat haalde je daaruit?
“Boetes blijken een verschillend effect te hebben. Studenten gingen zich beter gedragen en meer tijd investeren in de buurttuin. Bij burgemeesters daalt de inzet juist. Mijn verklaring is dat zij er rekening mee houden dat ze de boete niet kregen. Verder blijkt overleg heel belangrijk. Als deelnemers kunnen overleggen valt op dat ze vaker het voortouw nemen en bereidheid tonen om tijd in de tuin te steken. Studenten investeerden zo’n vijf uur per week en dat was meer dan ik had verwacht. Wel gaan studenten op een gegeven moment samen de ondergrens opzoeken. Dan willen ze ervaren wat er gebeurt als ze maar twee uur investeren.”
Kun je nog grappige situaties terughalen?
“Ik heb erg gelachen bij het uitlezen van de chats. De studenten spraken elkaar vaak aan op slecht gedrag. Vaak met veel humor, zo dreigde iemand met het bellen van Frank Visser (red. van de Rijdende Rechter). Bij de burgemeesters was er een vrouwelijk deelnemer die de boel oplichtte. Ze riep iedereen op veel uren te investeren en was manipulatief richting de andere deelnemers. Uiteindelijk bleek dat ze zelf helemaal geen tijd had gestoken in het onderhoud van de tuin—maar dus wel maximaal geprofiteerd.”
Je hebt ook gekeken naar de rol van subsidies. Wat zie je daar?
“Ik heb veldwerk gedaan en ben langsgegaan bij een aantal burgerinitiatieven, van een vlindertuin tot roboticalessen voor kinderen. Daar keek ik wat de subsidierelatie deed met de motivatie van initiatiefnemers. De ‘crowding-out’ theorie stelt dat motivatie verdrongen kan worden door een financiële prikkel. Dat bleek erg mee te vallen. Tegelijkertijd staat die subsidierelatie relatief centraal. Betrokkenen gaan ervan uit dat er ergens een potje is als ze met een goed plan komen. Er zit dus een soort marktdenken in. Tegelijk kunnen burgerinitiatieven zo ook iets exclusiefs worden. Alleen die groep die de potjes weet te vinden en de mentale ruimte heeft weet de weg naar de subsidies te vinden.”
Je schrijft ook in je proefschrift dat de relatie met de overheid verandert. Schuilt daar ook een risico in?
“De overheid laat steeds meer los en verwacht dat de samenleving meer dingen gaat oplossen. Toch laat mijn onderzoek zien dat dit lang niet altijd zo werkt. In beleidsteksten lees je vaak mooie woorden over hoe burgerinitiatieven kwetsbare bewoners in hun kracht zetten. Maar de realiteit is vaak een stuk harder. Het zijn meestal specifieke burgers die het voortouw nemen en bepaalde groepen profiteren helemaal niet. Ook binnen burgerinitiatieven zie je een zekere hiërarchie en hebben sommige betrokkenen veel meer invloed dan anderen.”
De Eerste Kamer bespreekt binnenkort een wetsvoorstel waarin de rol van burgerinitiatieven expliciet worden genoemd. Hoe kijk je daarnaar?
“Ik vind het goed dat de rechten van bewoners worden verbreed, maar toch vind ik een onderdeel problematisch. Dat is het recht om de overheid uit te dagen. Als jij denkt dat je iets goedkoper of beter kan mag je de overheid uitdagen. Denk bijvoorbeeld aan het groenonderhoud in de buurt. Dat vind ik een lastige vorm van sturing. Zo krijg je geen initiatieven die iets goeds willen doen voor je buurt of medemens, maar je wordt in de mal gedrukt van een uitvoeringsorganisatie. Ook moet je komen met een financiële verantwoording en contracten gaan ondertekenen.”
Wat zou jij aanbevelen?
“Begin met de vraag: waarom wil je burgerinitiatieven stimuleren? Wat waarderen we? Anders schiet je met hagel. Wat ik ook zag dat veel betrokkenen waarde hechten aan waardering, vanuit de buurt of de gemeente. Dat is heel anders dan aan een checklist (van het uitdaagrecht) moeten voldoen. Ambtenaren die hun betrokkenheid toonden en die langs kwamen, denk aan buurtmakelaars, werkten erg goed. Je moet mensen de ruimte blijven geven om zelf met iets te komen. Als je als overheid alles dichttimmert, dan haal je de energie om initiatief te nemen uit de samenleving.”
- Promovendus
- Gerelateerde content