Bestuurskundigen prof.dr. Arwin van Buuren, dr. Mike Duijn en drs. Michael Schreuders van de Erasmus Universiteit Rotterdam nemen deel in het nieuwe innovatieve duurzaam warmtecollectief WarmingUP, bestaande uit groot aantal kennisinstellingen, energieleveranciers, bedrijfsleven en overheden. In het consortium wordt onderzocht wat het betekent en wat nodig is om de gebouwde omgeving aardgasvrij te maken door gebruik te maken van collectieve warmtenetten.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft WarmingUP 9,3 miljoen euro subsidie toegekend in het kader van het Meerjarige Missie-gedreven Innovatieprogramma (MMIP). Met een investering van 9,6 miljoen euro door de samenwerkingspartners zelf komt het totaal aan beschikbare financiële middelen op 18,9 miljoen euro.
Als onderdeel van het Klimaatakkoord wordt de gebouwde omgeving aardgasvrij gemaakt. Collectieve warmtenetten zijn daarbij een veelbelovende oplossing. De vraag is echter of en hoe de gebouwde omgeving op een betaalbare, duurzame, uitvoerbare en aanvaardbare wijze overgezet kan worden op collectieve warmtenetten. Een breed scala aan partijen, bestaande uit energieleveranciers, bouwbedrijven, overheden, kennisinstellingen en afnemers van energie, zullen samenwerken in het WarmingUp-consortium, om onderzoek te doen naar de kosten en baten van verschillende typen collectieve warmtenetten en de wijze waarop deze gerealiseerd kunnen worden. Het doel is om de transitie naar een aardgasvrije gebouwde omgeving te versnellen. Dit is nodig om de zeer grote opgave en de Nederlandse ambities daarin waar te maken.
EUR onderzoekt de sociaal-maatschappelijke inpassing
WarmingUp is een driejarig project onder leiding van TNO, dat bestaat uit zeven verschillende thema’s. De Rotterdamse bestuurskundigen onderzoeken de sociaal-maatschappelijke inpassing van collectieve warmtesystemen. De transitie naar een aardgasvrije gebouwde omgeving kan immers alleen slagen wanneer deze breed wordt gedragen door de mensen in de samenleving. De Erasmus Universiteit zal zich specifiek buigen over de volgende vragen:
- Hoe kunnen lokale samenwerkingsverbanden tussen partijen in de warmteketen, van warmteleveranciers tot bewoner, het beste georganiseerd worden (zogenoemde ‘lokale arrangementen’), en wat is ervoor nodig om deze lokale arrangementen te laten slagen? Deze vraag is belangrijk, omdat de productie en distributie van duurzame warmte, in tegenstelling tot die van aardgas, niet op nationaal niveau georganiseerd kan worden. Het ontwikkelen van effectieve lokale arrangementen is daarom essentieel voor het slagen van de transitie naar een aardgasvrije gebouwde omgeving
- Hoe kunnen warmteleveranciers de warmtevraag van huishoudens op een effectieve en aanvaardbare wijze sturen, om zo de huidige piekvraag naar warmte op bepaalde tijdstippen te verlagen, bijvoorbeeld in de ochtend wanneer iedereen tegelijkertijd het huis opwarmt. Deze vraag is belangrijk, omdat het afstemmen van de duurzame warmteproductie op de piekvraag relatief duur is, en het verminderen van de piekvraag dus leidt tot een aanzienlijke kostenreductie. Het vinden van effectieve en aanvaardbare wijzen om de warmtevraag te sturen is daarom essentieel voor het financieel aantrekkelijk maken van duurzame warmte.
- Meer informatie
Marjolein Kooistra, mediarelaties ESSB | kooistra@essb.eur.nl | 010 4082135