Onderzoekers van Erasmus School of Law en de Universiteit Maastricht hebben in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) een rapport gepubliceerd waaruit blijkt dat de Nederlandse overheid onvoldoende leert van ervaringen bij het bestrijden van georganiseerde misdaad. Het rapport volgt uit drie jaar evaluatieonderzoek naar de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Dinsdag 20 december 2022 ontving de Tweede Kamer het onderzoeksrapport, dat belangrijke conclusies trekt over de huidige aanpak van ondermijnende criminaliteit in Nederland.
Leren van lessen uit het verleden
Een belangrijke conclusie uit het onderzoek is dat de overheid eerdere lessen over de bestrijding van georganiseerde criminaliteit momenteel niet in de praktijk brengt. Karin van Wingerde, hoogleraar Corporate Crime and Governance aan Erasmus School of Law, over die conclusie: “We proberen iedere keer weer hetzelfde te doen. Zo is in vrijwel ieder onderzoek naar ondermijning en de georganiseerde misdaad van de afgelopen decennia geconcludeerd dat binnen de opsporing te weinig mensen werken met financieel economische kennis. Met goede voornemens om daar wat aan te doen gebeurt weinig of niks.”
Samenwerking is essentieel, maar mag geen ‘doel op zich’ zijn
Hoewel een goede samenwerking tussen verschillende partijen uit de private en publieke sector een onmisbaar ingrediënt is voor een succesvolle bestrijding van ondermijnende criminaliteit, stellen de onderzoekers dat samenwerking soms te veel een doel op zich is geworden. “Er worden nu tal van overheidsorganisaties bij elkaar gezet zonder vooraf na te denken of dat voor het doel in kwestie wel echt nodig is”, vertelt Lieselot Bisschop, hoogleraar Public and Private Interests aan Erasmus School of Law. Hierdoor dreigt samenwerking volgens haar een “mantra” te worden.
Van Wingerde en Bisschop roepen dan ook alle betrokken partijen bij de aanpak en politici op om de fundamentele uitgangspunten voor het bestrijden van criminaliteit te heroverwegen. Dit kan helpen om een efficiëntere en effectievere aanpak te ontwikkelen die gericht is op het aanpakken van alle vormen van georganiseerde misdaad die schade toebrengen aan de samenleving.
Kijk op het probleem verbreden
Als eerste pleiten de onderzoekers voor een bredere kijk op het probleem van ondermijnende criminaliteit. “Het zou niet alleen moeten gaan om drugscriminaliteit, maar ook om andere relevante criminaliteitsvormen en maatschappelijke problemen die raken aan drugscriminaliteit. Denk aan mensenhandel, arbeidsuitbuiting, milieucriminaliteit en cybercrime, maar ook aan witteboordencriminaliteit”, stellen zij. Daarnaast zou er volgens Van Wingerde en Bisschop meer aandacht uit mogen gaan naar de grensoverschrijdende aspecten van georganiseerde criminaliteit en het intensiveren van de samenwerking met de buurlanden. Ook zou de (mode)term ondermijning vervangen moeten worden door de term georganiseerde criminaliteit. Deze laatste geeft volgens de onderzoekers meer houvast; zeker in het internationale debat.
Bijstellen uitgangspunten, onderlinge structuur en rol van het OM
Ten tweede bevelen Van Wingerde en Bisschop aan om de uitgangspunten van de aanpak te herijken. Zo dienen de doelstellingen van een project te bepalen welke partijen met elkaar om de tafel gaan zitten. “Niet alles en iedereen hoeft, zoals nu vaak gebeurt, met elkaar verbonden en op elkaar afgestemd te worden”, aldus Van Wingerde. Verder wordt gepleit voor een reflectie op de structuur van de opsporingswereld en hoe de politie, KMar en vier bijzondere opsporingsdiensten daarbinnen zich tot elkaar verhouden. Zij werken immers steeds meer op elkaars terreinen, terwijl het model uitgaat van diensten die naast elkaar opereren. Tevens zou het Openbaar Ministerie (OM) volgens de onderzoekers een meer zichtbare rol in de aanpak moeten claimen door, naast de aansturing van het opsporingsproces, ook het maatschappelijk debat aan te zwengelen over een balans tussen veiligheid en de bescherming van rechten van individuele burgers.
Tot slot pleiten de onderzoekers ervoor om het werken bij de overheid aantrekkelijker te maken. Zo kunnen expertises die nodig zijn voor de verdere ontwikkeling van de aanpak van ondermijnende criminaliteit – zoals data-analyse, intelligence, financiën en leiderschap – duurzaam aan de projecten worden verbonden.