Teun van Ruitenburg, promovendus aan Erasmus School of Law, bestudeerde de aanpak van Outlaw Motorcycle Gangs (OMG's) voor zijn promotieonderzoek en komt tot de conclusie dat de huidige aanpak van OMG’s, naast de aanpak van criminaliteit, wordt gekenmerkt door een morele strijd over wie het in Nederland voor het zeggen heeft. Van Ruitenburg beargumenteert dat de huidige aanpak niet altijd effectief zal zijn om te voorkomen dat individuele leden betrokken zijn bij criminele activiteiten én dat het belangrijk is om de verschillende motorbendes niet als één homogene groep te beschouwen.
Het Nederlandse beleid rondom OMG’s, zoals de Hells Angels MC of Satudarah MC, is in de afgelopen vier decennia 180 graden gedraaid. Waar de Hells Angels MC in de jaren zeventig een subsidie kregen van de gemeente Amsterdam om een clubhuis te bouwen, worden tegenwoordig alle beschikbare middelen ingezet om de vestiging van OMG’s te voorkomen. Van Ruitenburg’s onderzoek toont aan dat de huidige aanpak van motorbendes sterk is beïnvloed door criminaliteitsbeleid in Nederland, dat in toenemende mate is gericht op preventie en het voorkomen van risico’s. De huidige samenleving verandert in een ‘pre-crime society’. De aanpak van motorbendes kent daarnaast echter ook een sterk moreel karakter. De bendes worden door de Nederlandse overheid niet alleen beschouwd als een ‘risico’ voor criminaliteit, maar ook als een fenomeen waarvoor geen plaats zou moeten zijn in een ‘goede’ en ‘normale’ samenleving. De leden van de bendes worden gezien als (toekomstig) criminelen die naast het overtreden van de wet, ook bewust en openlijk afstand nemen van het bestaan van de wet.
Barrières opwerpen
Met het opwerpen van barrières tegen OMG-gerelateerde activiteiten geeft de overheid uiting aan wat zij als ‘goed’ of ‘slecht’ beschouwt. Daarmee is het opwerpen van barrières tegen motorbendes echter niet hetzelfde als het opwerpen van barrières tegen criminaliteit. Van Ruitenburg waarschuwt dan ook dat individuele leden zonder een clubhuis betrokken kunnen blijven bij criminele activiteiten. Bovendien zijn er duidelijke verschillen tussen OMG’s als het gaat om de (mate van) betrokkenheid van leden bij (georganiseerde) criminaliteit, waardoor niet alle OMG’s over een kam geschoren kunnen worden.
Ingewikkelde positie van burgemeester als crimefighter
Omdat pas in recente jaren enkele OMG’s door de rechter zijn verboden, zijn de burgemeesters, die de laatste jaren steeds meer de rol van ‘crimefighter in de frontlinie’ zijn toegedicht, in een lastig parket gebracht: waar de wens bestaat om OMG’s uit gemeenten te weren, zijn burgemeesters veelal aangewezen op de bestuurlijke middelen die hij of zij ook heeft voor ‘normale’ burgers en organisaties. Daarbij maakt de bestuurlijk aanpak van motorbendes burgemeesters kwetsbaar voor (ernstige) bedreigingen. Van Ruitenburg vraagt zich dan ook af of het wenselijk is dat burgemeesters in de aanpak van motorbendes in deze positie zijn gemanoeuvreerd.
“Evalueer de effectiviteit van dit beleid”
Tot slot wijst Van Ruitenburg in zijn proefschrift op het gevaar dat de soms verregaande (preventieve) maatregelen met zich meebrengen. Ondanks dat OMG’s uit het zicht zijn, wil dat niet zeggen dat de leden ook zijn gestopt met hun criminele activiteiten. Teun van Ruitenburg doet dan ook de oproep aan de overheid om haar eigen OMG-beleid kritisch te evalueren op de effectiviteit van het voorkomen van criminaliteit.
Promotie
Om de ontwikkeling van de Nederlandse aanpak vanaf de jaren zeventig in kaart te brengen, heeft Van Ruitenburg gemeentelijk archiefmateriaal en nationale beleidsdocumenten geanalyseerd, en in totaal 56 interviews afgenomen met onder meer burgemeesters en politiemedewerkers.
Teun van Ruitenburg promoveerde op donderdag 7 mei 2020 aan Erasmus Universiteit Rotterdam.