Wat als iemand suïcidaal is, dringend zorg nodig heeft, maar nergens in de gehandicaptenzorg terecht kan omdat er simpelweg geen plek is? Is tijdelijke opvang in een psychiatrische kliniek dan toegestaan? De Hoge Raad oordeelde van niet. André den Exter, universitair hoofddocent Gezondheidsrecht aan Erasmus School of Law, betoogt in een opiniebijdrage in het Nederlands Dagblad dat de wetgever snel in actie moet komen.
Geen plek voor passende zorg
De situatie is schrijnend: een suïcidale patiënt met een verstandelijke beperking werd door artsen geïndiceerd voor opname. Volgens de wet moest die opname plaatsvinden in een instelling die valt onder de Wet zorg en dwang (Wzd), bedoeld om ernstig nadeel, zoals suïcide, te voorkomen. Maar zo’n plek was niet beschikbaar. Om de patiënt toch te beschermen, leek opname in een psychiatrische instelling op dat moment de enige oplossing. Voor een korte periode kan de burgemeester namelijk een crisisopname gelasten, maar die maatregel geldt slechts enkele dagen. Zo’n periode is doorgaans onvoldoende om iemand in een kwetsbare toestand daadwerkelijk te helpen.
Het zorghart versus het rechtershart
Voor een verlenging van een opname in een psychiatrische instelling is toestemming nodig van de rechter, die zich strikt moet houden aan de wet. Den Exter vertelt: “De rechter stond voor een lastig dilemma: strikt de wet naleven en geen machtiging verlenen, met alle gezondheidsrisico's van dien, of eventuele bezwaren voor lief nemen en alsnog toestemming verlenen voor verblijf in een psychiatrische kliniek en hopen dat later alsnog de juiste plek wordt gevonden? Het zorghart zegt het laatste, 'nood breekt wet', maar het koele rechtershart oordeelde anders.” Het oordeel van de Hoge Raad luidde dat Wzd-zorg niet mag worden verleend binnen het regime van de geestelijke gezondheidszorg.
Een structureel probleem
Hoe vaak situaties zich voordoen waarin een patiënt dringend opgenomen moet worden in een Wzd-accommodatie, maar waar geen geschikte plek beschikbaar is, is volgens Den Exter lastig te zeggen. “Mij zijn geen precieze aantallen bekend, maar de problematiek speelt wel degelijk in de praktijk.” Het probleem is dat de huidige Wzd geen tijdelijke ‘tussenconstructie kent, zoals die wel bestaat in de Wet verplichte ggz. Den Exter licht toe: “Op het ontbreken van een wettelijke basis voor een 'overbruggings-crisisbed' in de gehandicaptenzorg is al eerder kritiek gekomen. Maar daar is niets mee gedaan. Meegaan door de rechter laat het acute beddenprobleem daarom in stand. Het is primair aan zorgorganisaties om in de zorgketen te zoeken naar oplossingen voor het schaarsteprobleem. En daarnaast aan de wetgever de taak de overbruggingsmachtiging te voorzien van een wettelijke grondslag. Zonder een dergelijke grondslag mag immers niemand van zijn vrijheid worden beroofd.”
Tijd voor actie
Maar hoe zit het nu met de patiënt uit Doetinchem? Den Exter schrijft in zijn opinie: “Terugkeer naar de voormalige thuissituatie lijkt onvoorstelbaar, daarvoor was opname juist noodzakelijk. Opname in een ggz-instelling mag niet vanwege het ontbreken van een psychiatrische stoornis, dus zal verder gezocht moeten worden naar een zorgaanbieder buiten de regio die wel de noodzakelijke zorg kan verlenen. Verder geldt: minister, regel die wetswijziging voor tijdelijke ggz-opvang in de gehandicaptenzorg en graag een beetje rap!”