Kort geleden stelde het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) nieuwe gezondheidsmaatregelen voor, waaronder het verhogen van de belasting op suikerhoudende dranken en ongezonde voeding. Hoewel de gezondheidsvoordelen van zulke interventies duidelijk zijn, is de legitimiteit ervan onder burgers – met name lageropgeleide burgers – onzeker.
Eén van de redenen voor het verhogen van de prijs van suikerhoudende dranken en ongezonde voeding is om de gezondheidskloof tussen lager- en hogeropgeleide burgers te verkleinen. De consumptie van deze ongezonde producten is over het algemeen hoger binnen de eerste groep, waardoor zij vanuit een gezondheidsperspectief de ideale doelgroep zijn voor de voorgestelde interventies. Eerder onderzoek toont echter aan dat lageropgeleide burgers een grotere afkeer hebben van instituties die zulke interventies opstellen. De steun voor die interventies is daardoor vermoedelijk het laagst onder degenen die er het meest bij zijn gebaat.
Observaties op sociale media
Dat het anti-institutionalisme dat met name leeft onder lageropgeleide burgers zich ook uit als afkeer tegen gezondheidsbevorderende interventies van de overheid, is wellicht het best zichtbaar op het grootste publieke forum van deze tijd: sociale media als Facebook en Twitter. Reacties op berichten van Nederlandse nieuwsmedia bieden een kijk op de mening van burgers over verschillende maatschappelijke kwesties, waaronder de voorgestelde gezondheidsmaatregelen. In reacties op berichten over de nieuwe RIVM-maatregelen noemen gebruikers ze bijvoorbeeld “de ultieme vorm van betutteling”, wordt opgemerkt dat “alles dat leuk is verboden wordt”, en worden zorgen gedeeld over hoe ongezonde producten “luxeproducten voor de elite” worden. Dit wijst niet alleen op anti-institutionalisme, maar ook op bezorgdheid over groter wordende sociale ongelijkheid als resultaat van de gezondheidsmaatregelen.
Gevoelens van miskenning
Toegegeven; prijsinterventies, waarbij de mogelijkheid tot het consumeren van bepaalde producten direct wordt beïnvloed, hebben niet direct publieke steun nodig om effectief te zijn. Dit in tegenstelling tot interventies die bijvoorbeeld leunen op informatievoorziening. Toch is de terughoudendheid onder lageropgeleide burgers waar het gaat om prijsinterventies wel degelijk van belang, aangezien deze kan leiden tot een feedback loop met een negatief effect op andere volksgezondheidsinitiatieven. Lageropgeleide burgers kunnen de voorgestelde maatregelen opvatten als een aanval op hun levensstijl, en het idee krijgen dat er op hun keuzes wordt neergekeken. In hun beleving wordt een blikje cola drinken of een frikandel eten in feite verboden, terwijl de levensstijl van anderen ongemoeid wordt gelaten. Het voeden van deze gevoelens van miskenning kan ervoor zorgen dat de voorgestelde maatregelen de opvatting opwekken dat de verantwoordelijke instituties het vooral gemunt hebben op lagere sociale milieus. Uiteindelijk kan dit er voor zorgen dat lageropgeleide burgers zich niet alleen keren tegen prijsinterventies, maar ook tegen andere volksgezondheidsmaatregelen die worden genomen door instituties. Goedbedoelde gezondheidsmaatregelen kunnen zo de mensen die er het meest bij zijn gebaat van zich vervreemden. Dat is vast niet de bedoeling.
Tim van Meurs is promovendus bij de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn voornaamste focus ligt bij opleidingsverschillen in de ontvankelijkheid voor officiële voedingsinterventies. U kunt contact met hem opnemen via e-mail: vanmeurs@essb.eur.nl
- Promovendus