In Culturele veldslagen legt politiek filosoof Gijs van Oenen de wijsgerige en historische bronnen van identiteitspolitiek en woke bloot. Die vormen een ‘bedreiging voor de rechtsstaat’.
“Wat je er ook over zegt en hoe je ook analyseert”, zucht Gijs van Oenen (63), “de polarisatie neemt erdoor toe.” Zijn boek over identiteitspolitiek, Culture veldslagen, filosofie van de culture wars, is net uit en hij is niet optimistisch. Hij laat zich, ergens halverwege het gesprek, zelfs het woord ‘burgeroorlog’ ontvallen.
In zijn studie naar de cultuurstrijd grijpt Van Oenen, als politiek filosoof verbonden aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam, diep terug in de twintigste eeuw. Daarbij komen feminisme, antiracisme en klassenstrijd en cultuurmarxisme langs. Maar de meeste aandacht gaat uit naar ‘Theorie’, zonder lidwoord. Dat is het van enkele Franse filosofen afkomstige denken dat een halve eeuw geleden doorbrak en in de samenleving een grote invloed uitgeoefend heeft, aldus Van Oenen.
Als ik het goed zie, begint Theorie op vrijdag 21 oktober 1966: een man houdt een lezing.
“Ja, een kleine, zwarte en heel Arabische Jood, zo noemde hij zichzelf, stapte toen in Baltimore het spreekgestoelte op en hield een verhaal over structuralistische filosofie. Het was Jacques Derrida (1930-2004). Zijn verhaal sloeg in als een bom. Al was de wereld op de zaterdag erna niet veranderd. Of misschien toch wel. Het was een teken aan de hemel.”
Van Oenen legt uit wat Derrida teweegbracht. “Hij luidde een nieuwe fase in de filosofie in. Daarvoor had de psychoanalyse de wetten van het onbewuste menselijk gedrag blootgelegd, zoals de sociologie dat met maatschappelijk verkeer had gedaan. Derrida deconstrueert die regels en wetten, volgens hem glijdt de constructie van de werkelijkheid steeds als zand tussen je vingers door. De werkelijkheid bestaat niet – ‘Er is niets buiten de tekst’, zei Derrida. Al wat overblijft is taal die alleen nog naar zichzelf verwijst, daardoor vrij wordt en iets creatiefs teweegbrengt.”
Om de invloed ervan te peilen, gaat Van Oenen ook in op die andere invloedrijke Franse filosoof, Derrida’s leermeester Michel Foucault (1926-1984). Hij sloopte het idee dat er een vaststaande grens loopt tussen waanzin en rationaliteit. “Dat is een sociale constructie, zoals ook seksuele voorkeur en ras constructies zijn. Geen harde feiten, maar gevolgen van machtspolitiek die je dus ongedaan kunt maken.”
Is het vreemd dat het me nu duizelt?
“Nee, die ideeën zijn zo moeilijk geformuleerd dat ik me wel eens afvraag of ze wel wílden dat hun publiek het begreep. Maar op een onnavolgbare manier werkte het denken van Derrida en Foucault, kortweg Theorie, als een katalysator op de sociale bewegingen. Je stond als vrouw, of als psychiatrisch patiënt, als zwarte of homo niet meer 1-0 achter, maar kon je gelijkwaardig manifesteren. Theorie werkte empowerend.”
En ging de westerse wereld over. Amerika, Frankrijk, Duitsland, Nederland. Vooral de geesteswetenschappen kregen een ‘tik van de molen’ mee, en dat bedoelt Van Oenen niet afkeurend. Hij spreekt zijn bewondering voor Theorie uit, noemt het ‘ontregelend, exuberant, bevrijdend denken’, en ‘een bijdrage aan de emancipatie uit de jaren zestig en zeventig’, waar Van Oenen als progressieve denker zich senang bij voelde. “Dat is een groot goed.”
Toch is hij tamelijk kritisch op de huidige identiteitspolitiek, en ‘woke’ vindt geen genade in zijn ogen. “In de culturele veldslagen van nu uit de geslaagde emancipatie zich niet alleen assertief, maar soms ook ronduit agressief en beledigend, ironisch genoeg juist rond het thema van een respectvolle omgang met elkaar.”
Identiteitspolitiek wordt niet alleen door links bedreven, ook rechts bedient zich ervan. Zo is de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 de voorlopige ‘climax van de culture wars in de Verenigde Staten tussen democraten en republikeinen’.
Volgens Van Oenen maakt woke deel uit van intersectionaliteit, het idee dat allerlei soorten onderdrukking en ander onrecht met elkaar samenhangen, zonder hiërarchie te kennen. “Socioloog Willem Schinkel, de slimste man van Rotterdam en partijideoloog van BIJ1, zegt dat wie het niet over racisme wil hebben, een klimaatscepticus is. Dat is consequent intersectioneel gedacht.”
Van Oenen herleidt veel van het denken van de ‘partijen die elkaars culturele stellingen bestoken’ tot Theorie, en juist daar zit een filosofisch probleem. Neem de vrouwenstrijd. Als de vrouw in essentie niet echt bestaat – want, aldus Theorie, alles is een construct – hoe kan de vrouwenbeweging dan namens ‘vrouwen’ legale abortus, kinderopvang op gelijke lonen eisen? Van Oenen: “Dat is de kritiek van de Amerikaanse rechtsfilosofe Martha Nussbaum op de feministische queer filosofe Judith Butler. Butler verzint daar wel iets op: de identiteit ‘vrouw’ noemt ze een ‘strategische voorlopigheid’. Ze snapt dus heel goed dat Theorie een oplossing én een probleem is, maar ik vind het opportunistisch: je beroept je op Theorie om identiteit als iets vaststaands onderuit te halen, en roept het begrip toch te hulp als het zo uitkomt.”
Dat heeft een curieus gevolg, zegt Van Oenen. “Omdat in de culture wars de identiteit zo belangrijk is, terwijl ze eigenlijk niet bestaat, gaan de hoeders ervan bij wijze van compensatie hun tegenstanders met zelotische ijver te lijf.”
U hebt daar bedenkingen tegen, in uw boek valt drie keer de term ‘stalinistisch’.
“Dat is onjuist. Het is minstens vier keer. Je ziet hier de dwang om álle partij-issues te onderschrijven, alle klachten en frustraties komen op één lijn te staan. Het hoort bij een zuiveringsproces, zoals in het communisme gebruikelijk was, met opgelegde zelfkritiek – Schinkel schrijft: ‘Wat zijn witte mannen anders dan woekerende haat?’ – en een identiteitspolitie die erop uit is mensen te betrappen op een incorrecte formulering. Schrijfster Doris Lessing noemt het een ‘taalburgerwacht’ die ‘de partijlijn’ bewaakt. Niet zo raar, die politieke correctheid vindt haar oorsprong in de dictaten van Mao.”
Een ‘partijlijn’ ziet Van Oenen in de commotie rond Joris Luyendijks boek De zeven vinkjes. “Hij noteerde de privileges die hij genoot, die vrouwen, mensen van kleur, lhbtqi+’ers, immigranten of vluchtelingen zijn ontnomen. Woke neemt het voor hen op, waarbij ze vermanend optreedt tegen hen die dat inzicht nog niet deelachtig zijn. Luyendijk had dat inzicht wel. Dus moest hij zich gedeisd houden, zijn spreekrecht afstaan en boete doen. Het doet me denken aan de stalinistische showprocessen van weleer.”
Niet alle identiteitspolitiek mondt daarin uit, en de ‘veroordeelden’ eindigen zeker niet in een Goelag.
“Nee, maar er is wel sprake van uitsluiting. Vreemd genoeg verzet woke zich tegen feodale misstanden, maar doet dat met een nieuw feodaal systeem, dat van de hofhouding, niet van de rechtsstaat. Het is het communismeprobleem: je moet voortdurend op je hoede zijn, want wat vindt de top van het Kremlin vandaag precies? Wie daartegen zondigt, wordt geëxcommuniceerd, en wie geen schuld bekent, heeft geen recht van spreken. De buitenstaander past deemoed. Ik vind dat de politiek correcte hel. Cancelen is de fatwa van de westerse wereld.”
Volgens Van Oenen schuilt er dus een bedreiging in voor de democratische rechtsstaat. “Dat nieuwe feodale denken, dat naar eigen goeddunken privileges verstrekt en intrekt, aanvaardt geen ander gezag dan van de eigen identitaire groep, woke is zijn eigen ombudsinstituut.”
Is dit niet gewoon een herhaling van de sixties, toen Boudewijn de Groot de ‘heren regeerders’ toezong: ‘Op het slagveld wordt ieder van jullie verteerd, want er komen andere tijden’?
“Toch niet. Die protestgeneratie richtte zich tegen het klassieke gezag, dat niettemin respectabel was. Nu koersen we aan op een samenleving met veel klachten – en dat is goed, als resultaat van emancipatie – maar zonder erkend gezag aan wie je die klachten nog wilt voorleggen. Geen rechters, geen politici genieten nog vertrouwen. Conflictbeslechting wordt zo lastig, we komen er samen niet meer uit. Daar komt burgeroorlog van, zei Foucault, ik gebruik de term niet graag, maar correct is hij wel, vrees ik.”
Eén frontlinie waarop de culturele veldslagen woeden, valt samen te vatten in vijf letters: trans. Het is inmiddels redelijk aanvaard dat iemand die zich in, zeg, een mannenlichaam niet thuis voelt, als vrouw door het leven wil gaan. Naar analogie van gendertransitie betoogde de Amerikaanse filosofe Rebecca Tuvel in een feministisch tijdschrift dat raciale transitie dan ook een optie was: wat is ertegen als een witte vrouw als zwart wil leven? Van Oenen: “Dat was logisch gezien juist, maar ze kreeg een shitstorm over zich heen. Tuval was racist, lezers beweerden dat ze van haar stuk een posttraumatische stressstoornis opliepen.”
Waarom ligt het overschrijden van etnische identiteit gevoeliger dan dat van sekse-identiteit?
“Het is een taboe, maar ik snap het eerlijk gezegd niet, en iets zinnigs heb ik er nog niet over gelezen. Wat mij vooral zorgen baarde was dat mensen die vonden dat je daarover als academici moet kunnen debatteren, dat niet openlijk durfden te zeggen, maar het off the record deden, in een appje.”
U oordeelt hard over woke denken en identiteitspolitiek. Bent u nu zelf bang om gecanceld te worden?
“Die angst is nooit afwezig.”
- Meer informatie