De zogenaamde ‘depressie-epidemie’ getuigt van het problematische karakter van de laatmoderne subjectiviteit. Deze is in zichzelf depressogeen. Dat stelt Bert van den Bergh in zijn proefschrift De gestolen stoornis. Een cultuurfilosofische duiding van de ‘depressie-epidemie’. Van den Bergh doet in zijn onderzoek een uitvoerige poging om de individuele pathologie van de depressieve stoornis in haar cultuurfilosofische context te plaatsen. Op vrijdag 6 april verdedigt hij zijn proefschrift aan de Faculteit der Wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn promotoren zijn Marli Huijer en Jos de Mul.
Depressie als individuele ervaring
De ‘stemmingsstoornis’ depressie spookt door onze hedendaagse samenlevingen. De World Health Organization classificeert deze psychische stoornis als de voornaamste invaliderende factor ter wereld. Alom worden initiatieven ontplooid om de aanvallen van de black dog te doen afwenden. Maar waar richt deze strijd zich tegen? Wat is een ‘depressieve stoornis’ precies? Daarover lopen de opvattingen uiteen.
Vanuit verschillende zijden uit men kritiek op de dominante definitie van major depressive disorder zoals vastgelegd in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), het kader dat in veel landen leidend is in de GGZ en in januari 2017 in Nederland voor hulpverleners formeel verplicht werd gesteld. Dit kader ligt al geruime tijd onder vuur. Het zou geen recht doen aan de ervaring van hulpvragers, hulpverleners aanzetten tot medicalisering van alledaags lijden en eenzijdige biopsychiatrische duidingen in de hand werken. Depressie zou zo veelal als ‘hersenziekte’ worden misverstaan.
Dergelijke kritiek brengt Van den Bergh in zijn proefschrift in kaart maar vormt niet het hoofdthema ervan. Vanuit het fenomenologisch-hermeneutische perspectief dat Van den Bergh inneemt zoomt hij in op depressie als individuele ervaring en stelt daarbij de vraag wat deze ervaring te kennen geeft over de subjectiviteit waartoe het individu in de laatmoderniteit bewogen wordt, dat wil zeggen de zelfervaring van het individu zoals gestuurd door een bepaalde normativiteit. Hoofdthese is dat de zogenaamde ‘depressie-epidemie’ getuigt van het problematische karakter van die subjectiviteit. Deze is zogezegd in zichzelf depressogeen.
De stemmingsstoornis is een afstemmingsstoornis
In Van den Berghs duiding van de ‘depressieve stoornis’ treedt deze niet zozeer naar voren als extreme somberheid of geremdheid maar veeleer als existentieel isolement. De stemmingsstoornis, met andere woorden, is een afstemmingsstoornis, en wel op een heel elementair niveau. Het feit dat deze primaire afstemming bij velen herhaaldelijk en gedurig verstoord is, heeft alles van doen met de aard van de laatmoderne westerse cultuur en de eisen die deze cultuur aan het individu stelt, of beter gezegd, het type subjectiviteit waar deze het individu toe beweegt. De individuele pathologie is evenzeer een sociale pathologie en vraagt erom in haar (cultuurfilosofische) context te worden geplaatst. Dat is waartoe dit proefschrift een uitvoerige poging onderneemt. Deze herduiding van depressie als ´afstemmingsstoornis´ leidt vervolgens tot een bezinning op de mogelijkheden tot herstemming. Waar moeten we die mogelijkheden zoeken? Waar dienen ze zich aan? De vraag kortom waarmee dit proefschrift ons confronteert is wat ons te doen staat om de grootscheepse en grondige ont-stemdheid te helpen keren.
Over Bert van den Bergh
Bert van den Bergh is hogeschooldocent cultuurbeschouwing bij de opleiding European Studies aan De Haagse Hogeschool. Hij is medebeheerder van het internationale en multidisciplinaire netwerk The Social Pathologies of Contemporary Civilization en co-redacteur van de gelijknamige boekenserie bij uitgever Routledge. Zijn onderzoek werd ondersteund door de NWO met de Promotiebeurs voor Leraren.
- Meer informatie
Voor meer informatie over de ceremonie, neem contact op met Evaline Bender, persvoorlichting Faculteit der Wijsbegeerte, 010-4088980 of bender@fwb.eur.nl.