Zorgen voor capaciteit voor ouderenzorg in de regio

Het capaciteitsprobleem in de ouderenzorg is niet makkelijk op te lossen. Twee jaar experimenteren met duurzame ouderenzorg in de regio levert interessante inzichten op. Waar ligt de sleutel tot succes? Het antwoord op die vraag vindt u in het essay in Skipr quarterly 04 met als thema ‘Schaarste’ geschreven door dr. Iris Wallenburg.

De ouderenzorg heeft de afgelopen decennia een verschuiving doorgemaakt van intramurale zorg naar zorg thuis. Deze verschuiving heeft consequenties voor de inzet van medische en verpleegkundige expertise. Meer (gespecialiseerde) zorg thuis vraagt om meer kennis over de ouderenzorg in de eerste lijn. Omdat ouderen pas naar een verpleeghuis gaan ‘als het thuis echt niet langer gaat’ neemt de complexiteit van zorg in de zorgorganisatie bovendien toe. Dit geldt ook voor voormalig verzorgingshuizen die de omslag hebben gemaakt naar verpleeghuis en waar nu cliënten worden opgenomen met een intensieve zorgbehoefte. Verpleegkundigen en verzorgenden in de ouderenzorg zijn veelal niet opgeleid voor de steeds complexere zorgproblematiek en tegelijkertijd is er in Nederland al jaren een tekort aan Specialisten Ouderengeneeskunde (SO’s). De instroom van artsen in de opleiding ouderengeneeskunde ligt al jaren te laag en in de meer landelijke regio’s neemt ook het tekort aan huisartsen snel toe.

Samenwerking

Eind 2018 hebben tien regio’s (Zuidoost Friesland, Groningen, Twente, de Achterhoek, Apeldoorn-Zutphen, West-Brabant, Zeeland, Midden-Holland, ’t Gooi Vechtstreken & Almere, Flevoland) de handen ineengeslagen en het initiatief Duurzame Medische Zorg aan Ouderen ontwikkeld om het tekort aan gespecialiseerde ouderenzorg aan te pakken. Ze zijn aan de slag gegaan met het bedenken en uitproberen van andere zorgvormen waarbij regionale samenwerking steeds een belangrijke rol speelt. De veronderstelling is namelijk dat meer samenwerking tussen zorgorganisaties en ook over de muren van de zorgsector heen kan helpen om bestaande kennis en capaciteit beter te benutten. Binnen het initiatief leren regio’s ook van elkaar: kennisnetwerken zijn gevormd om goede én minder goede ervaringen met elkaar te delen en op die manier verder te komen.

Pilots

In de regio’s zijn verschillende pilots ontwikkeld om de medische zorg te versterken. In Flevoland is een triagesysteem ontwikkeld om zorgvragen toe te leiden naar de ‘juiste’ zorgverlener, bijvoorbeeld een wond- of COPD-verpleegkundige of de SO, om zo de druk op het medisch team te verminderen en ruimte te bieden voor eerstelijnszorg.

In de regio Midden-Holland is een pilot uitgevoerd waarbij de huisarts in de vvt-organisaties is gaan werken om daar de algemene medische zorg te verlenen en de afstand tussen ‘thuis’ en intramurale zorg te verkleinen. In deze regio zal binnenkort een verpleegkundig specialist (VS) uit het verpleeghuis bij de huisarts worden ingezet om gespecialiseerde zorg aan kwetsbare ouderen thuis vorm te geven.

In Friesland wordt ingezet op het versterken van de regionale capaciteit door de samenwerking tussen het ziekenhuis, vvt en de huisartsen te versterken. Hier wordt een transitieafdeling in het ziekenhuis opgericht om de ANW-zorg beter te stroomlijnen en overbelasting van zowel de SEH als de huisartsen tegen te gaan.

In Zeeland wordt dit najaar een pilot gestart met het gebruik van smart glasses om de inzet van gespecialiseerde expertise op afstand mogelijk te maken. In de andere betrokken regio’s worden op dit moment pilots voorbereid om gezamenlijk de ANW te gaan inrichten. Hierbij gaat het onder andere om het opzetten van triagesystemen en ict-infrastructuren zoals een gezamenlijk elektronisch dossier. Taakherschikking maakt veelal ook deel uit van de ANW-experimenten: VS’en en PA’s gaan ANW-diensten draaien met een SO of huisarts als achterwacht.

Inzichten

Regio’s timmeren aan de weg met het ‘anders’ organiseren van de ouderenzorg. Maar er zijn beperkingen: regionale initiatieven lopen geregeld vertraging op doordat initiatiefnemers aanlopen tegen beperkingen van landelijke richtlijnen.

Zo komt de samenwerking met de eerstelijn, en dan met name de huisartsen, moeilijk tot stand. De Landelijke Huisartsen Vereniging dringt er bij haar leden op aan complexe zorgproblematiek over te laten aan SO’s.

Vvt-organisaties op hun beurt zijn veelal van huisartsen afhankelijk om te kunnen voorzien in de basale medische zorgverlening. SO’s zien voor zichzelf een rol weggelegd in de eerstelijnszorg, maar zitten nu nog te veel vast in de intramurale zorg.

Taakherschikking en het aantrekken van hoger opgeleide verpleegkundigen die de verbinding tussen het medisch team en de zorg kunnen versterken is een veelbelovende weg maar vraagt in de praktijk meer uitwerking, juist ook om verpleegkundigen een meer zelfstandige en uitdagende rol te geven. Dit vraagt tevens om betrokkenheid van bestuurders die investeren in professionele ontwikkeling. Daarnaast lopen verpleegkundig specialisten en physician assistants tegen beperkingen in de regelgeving op die een zelfstandige rol, bijvoorbeeld in de ANW, belemmeren. Een prangend voorbeeld is het schouwen.

Hoewel een regionale aanpak de kans biedt om tot kansrijke en passende oplossingen te komen, lijkt meer Landelijke coördinatie nodig om de tegenstelling tussen professionele groepen en de impasse rond beleidsmaatregelen zoals die rond schouwen te doorbreken. Daarbij speelt ook dat verdere professionalisering van de verpleegkundige zorg nodig is om druk bij de artsen weg te nemen en de kwaliteit van zorg aan ouderen te verbeteren.

Gelaagdheid van problematiek onderkennen

We hebben in ons essay in Skipr quarterly laten zien dat regionale samenwerking al volop aan de gang is en dat op veel plekken met vernieuwende vormen van de organisatie van zorg wordt geëxperimenteerd. Regio’s kunnen hierbij verder worden ondersteund door de gelaagdheid van de problematiek te onderkennen. Het is daarbij van belang dat beroepsorganisaties, VWS en andere beleidsactoren aangehaakt blijven om opkomende problematiek te kunnen herkennen en te adresseren, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van lokale en regionale initiatieven.

Dit is een verkorte versie van het essay. Het volledige essay staat in Skipr Quarterly 04, 2020. Naast Iris Wallenburg werkten aan dit essay mee: dr. Jitse Schuurmans (ESHPM), Joyce Theunissen (Vilans), Anke Huizenga (ZuidOostZorg) en prof.dr. Roland Bal (ESHPM).

Universitair Hoofddocent
Universitair Docent
Professor

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen