Het is een rijtje cijfers waar zorgverleners badend in het zweet van kunnen wakker schrikken: aantal 75-plussers in 2030? Ruim 2 miljoen, 600 duizend meer dan nu. Aantal 85-plussers? Ruim een half miljoen. Aantal mensen met dementie? Een verdubbeling de komende twintig jaar, tot ruim 300 duizend. Prof.dr. Robbert Huijsman van Erasmus School of Health Policy & Management, zegt hierover in de Volkskrant: “Ik word nu heel bot. Maar hoe rijk moet een interieur in een verpleeghuis eigenlijk zijn?”
Het leidt tot hoofdbrekens bij zorgbestuurders en hoogleraren, bij verzorgenden en bij verpleeghuisdirecteuren: hoe maken we het publiek duidelijk dat de zorg zal moeten veranderen, soberder moet worden, dat nog meer gevraagd zal worden van mantelzorgers, dat mensen zelf moeten gaan nadenken hoe zij hun oude dag willen doorbrengen? Ja, dat onwankelbare zekerheden straks toch zullen wankelen en onorthodoxe maatregelen niet zijn af te wenden. Waaronder drie:
- Een ouderenakkoord à la klimaatakkoord
- Het verpleeghuis wordt soberder
- Haal mantelzorgers de verpleeghuizen in
Het verpleeghuis wordt soberder
De afgelopen jaren hadden de verpleeghuizen over geld niet te klagen. Dat stroomde binnen door de afgesproken ‘kwaliteitskaders’, die de partijen in de zorg gezamenlijk hadden afgesproken. Zonder dat de Tweede Kamer er iets aan kon doen, hadden de verpleeghuizen recht op 2,1 miljard euro aan Haags geld. Niet onterecht, zegt Huijsman, “Er was wel degelijk sprake van een kaalslag”.
Een verpleeghuis ziet er heel anders uit dan tien jaar geleden. Er is meer personeel, het afgebladderde behang is vervangen en er komen niet langer opwarmprakjes uit de magnetron, maar bewoners koken samen in de huiskamers. Dat is volgens Huijsman ook een van de redenen waarom de wachtlijsten zo sterk groeien: de verpleeghuizen zijn niet meer negatief in het nieuws.
Wil je het volledige artikel lezen? Lees verder op de website van de Volkskrant.
- Meer informatie
Dit nieuwsartikel is een selectie van een analyse uit de Volkskrant van 29 januari 2020, geschreven door Michiel van der Geest met medewerking van Serena Frijters.