Gezondheidseconoom Renaud Heine promoveerde op de toegang tot dure kankermedicijnen. In een interview in het NRC vertelt hij er meer over. ,,We zijn hier goed in het bewaken van budgetten, maar soms gaat dat ten koste van de patiënt."
Tussen 2017 en 2022 zijn de uitgaven aan dure kankerbehandelingen gestegen van 651 miljoen euro naar 2,7 miljard euro. Die gestegen uitgaven zijn voornamelijk toe te schrijven aan innovatieve behandelingen.
,,De vraag is hoever we daarin als land willen meegaan", zegt gezondheidseconoom Renaud Heine van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Kortgeleden promoveerde hij, onder leiding van 'duremedicijnenexpert' Carin Uyl, op een onderzoek naar de toegang tot dure, innovatieve kankertherapieën voor Nederlandse patiënten.
Het kostendillema wordt groter, schetst Heine: ,,Vaak geldt: hoe innovatiever en doelgerichter de behandeling, hoe hoger het prijskaartje. Maar tegelijk worden we ook steeds ouder en daarmee stijgt het aantal mensen dat kanker zal krijgen. Op dit moment is het de voornaamste doodsoorzaak in Nederland en volgens voorspellingen zal tussen 2019 en 2040 het aantal kankerdiagnoses met 47 procent toenemen. We kunnen niet om deze patiëntengroep heen."
De kosten kunnen flink oplopen. Neem CAR-T-therapie, een celtherapie tegen bloedkanker. Het produceren van deze behandeling kost zo'n 350.000 euro per patiënt. CAR-T-therapie wordt weliswaar vanuit het basispakket vergoed, maar vanwege de hoge kosten komt alleen een kleine groep streng geselecteerde patiënten ervoor in aanmerking. Zou Nederland de therapie aanbieden en vergoeden voor álle kankerpatiënten voor wie de behandeling mogelijk gezondheidswinst oplevert, dan zou de behandeling zo'n 1,4 miljard euro per jaar kosten - als de overheid daarover geen prijsafspraken zou maken met de farmaceut.
Hier zijn toch gewoon richtlijnen voor, die bepalen wanneer een middel 'te duur' is voor wat het oplevert?
,,We pakken het anders aan dan veel landen om ons heen. In Duitsland komt een middel bijvoorbeeld gelijk op de markt als het Europees Medicijn Agentschap (EMA) het heeft goedgekeurd en is in eerste instantie vooral de toegevoegde waarde een factor van belang; biedt de behandeling mogelijk iets dat vergelijkbare, al beschikbare behandelingen nog niet bieden? De keerzijde is dat in Duitsland maar liefst 14 procent van het zorgbudget opgaat aan medicijnen. In Nederland weegt het prijskaartje veel zwaarder mee. Hier geeft het Zorginstituut, na goedkeuring van het Europees Medicijn Agentschap (EMA), een advies aan de minister - wel of niet vergoeden in het basispakket - en is het een politieke keuze wat er met dat advies gebeurt. Die keuze hangt bij dure geneesmiddelen ook af van de vraag in hoeverre het de overheid lukt om bij de farmaceut af te dingen op de prijs."
Patiënten zijn dus grotendeels afhankelijk van de prijs die de farmaceut aan een innovatief middel hangt. Is die prijs wel gerechtvaardigd?
,,Nederland is in Europa een van de koplopers in het gebruik van generieke middelen. Dat zijn middelen waarvan het patent al verlopen is en die inmiddels tegen een lage prijs geproduceerd kunnen worden omdat fabrikanten met elkaar concurreren op efficiëntie. Maar bij innovatieve geneesmiddelen gaat die marktwet niet op. Het ontwikkelen van zulke medicijnen vergt grote en gewaagde investeringen, dus is het uiteindelijk toch de farmaceut die het prijskaartje bepaalt. Dat gaat deels op basis van de productie- en onderzoekskosten, maar ze kunnen daar bovenop aan het knopje 'toegevoegde waarde' draaien om de winst extra op te schroeven. Deze werkwijze roept ethische vragen op, maar we moeten ook realistisch blijven: als we eisen dat deze geneesmiddelen voor een veel lagere prijs worden aangeboden, is het maar de vraag of bedrijven nog willen investeren in zulke innovatieve geneesmiddelen."
Dit is een gedeelte van het interview dat verscheen op maandag 9 december in het NRC. Meer weten? Lees het hele interview via NRC.
- Promovendus
- Professor