Maandag 20 december 2021 is een dag die vier ziekenhuisbestuurders niet snel zullen vergeten. Ze krijgen een belangrijk telefoontje van Hugo de Jonge, toen nog demissionair minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport. Hij had een maand daarvoor besloten dat complexe zorg voor patiënten met een aangeboren hartafwijking in de toekomst nog slechts in twee ziekenhuizen mocht plaatsvinden. Die middag horen de bestuurders welke ziekenhuizen dat zijn: het Rotterdamse Erasmus MC en het UMC Utrecht.
Hoogleraar Marco Varkevisser en hoogleraar Martin Buijsen, beide verbonden aan Erasmus School of Health Policy & Management geven op verzoek van Follow the Money hun visie op dit besluitvormingsproces.
Onzuivere besluitvorming
‘Het was een enorm gevoelige uitkomst,’ zegt Marco Varkevisser, hoogleraar marktordening in de gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit. ‘De casus had een mooi voorbeeld kunnen zijn van een minister die de regie naar zich toe trekt omdat partijen er zelf niet uitkomen. Ik kan inhoudelijk niet goed beoordelen of de keuze voor Utrecht en Rotterdam logisch was of niet. Maar procesmatig is dit een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet.’
De politieke en maatschappelijke onrust had volgens Varkevisser voorkomen kunnen worden. ‘Door het ontbreken van een duidelijke uitleg op basis van objectieve beoordelingscriteria ontstaat een schimmigheid die leidt tot insinuaties,’ zegt hij. ‘Het was onduidelijk wat nou precies de doorslag heeft gegeven in de keuze voor Rotterdam en Utrecht.’
Uit interne stukken van het ministerie blijkt dat niet helder was wat de impact van deze beslissing zou zijn. De behandelteams bestaan naast artsen uit gespecialiseerde verpleegkundigen. Het ministerie heeft aanwijzingen dat ‘een deel van het personeel’ niet zal meeverhuizen. Maar welk deel dat is en wat de gevolgen daarvan zijn, blijft onduidelijk. Dat geldt ook voor de economische consequenties: ziekenhuizen die hun hartcentrum kwijtraken zullen ‘negatieve financiële gevolgen’ ondervinden, maar de omvang hiervan is ‘niet precies in beeld’.
Patiëntenverenigingen adviseerden de minister in oktober 2021 nog een ‘impactanalyse’ uit te voeren om de gevolgen van de concentratie van zorg in kaart te brengen, maar dat gebeurt niet.
Dit alles zorgt voor wantrouwen bij de ziekenhuizen in Leiden, Amsterdam en Groningen. Hoogleraar Gezondheidsrecht Martin Buijsen van de Erasmus Universiteit, die het besluitvormingsproces op verzoek van Follow the Money bestudeerde, begrijpt waarom: ‘Deze gang van zaken is erg vreemd,’ zegt hij.
‘De minister heeft de bevoegdheid om bij regeling te bepalen dat het verboden is om zonder zijn vergunning bepaalde medische verrichtingen uit te voeren,’ zegt Buijsen. In dit geval maakt De Jonge bekend dat hij bepaalde complexe hartzorg vergunningplichtig wil maken en dat hij twee vergunningen beschikbaar stelt. Daarvoor moet de minister eerst een wettelijke regeling aanpassen, waarin onder andere komt te staan welke voorschriften van toepassing zijn om een vergunning te krijgen.
Maar De Jonge maakt al meteen bekend dat Rotterdam en Utrecht die vergunningen zullen krijgen. Buijsen: ‘Vóór het opstellen van de voorschriften is al uitgemaakt wie daaraan zal voldoen. Dat is niet zuiver. Ik kan me zo voorstellen dat artsen denken dat hun collega’s in Rotterdam en Utrecht wel erg korte lijntjes hebben met de minister.’
Dit artikel is overgenomen van Follow the Money. Wilt u het hele artikel lezen, ga dan naar de website.