Grotere inzet van vrijwilligers leidt tot nieuwe winnaars en verliezers

Het idee dat de toenemende inzet van vrijwilligers in zorg en welzijn vanzelfsprekend ten koste gaat van de professionals, klopt niet. Wel vraagt het om een andere manier van werken van de sociaal werkers en zorgmedewerkers. Overigens worden ook de eisen aan vrijwilligers steeds hoger.

Uit ons onderzoek blijkt dat het te simpel is om te zeggen dat een grotere inzet van vrijwilligers ten koste gaat van de zorg- en welzijnsprofessionals. In plaats van een massale dé-professionalisering zien we een verdere professionalisering en de opkomst van nieuwe professionals, zoals de vrijwilligerscoördinator. Maar het levert ook nieuwe verliezers op, vooral onder lager opgeleide medewerkers en kwetsbare vrijwilligers.

Inzet van meer vrijwilligers leidt tot meer professionalisering

Vrijwilligers in zorg en welzijn nemen steeds meer taken op zich. Denk aan het geven van taallessen in buurthuizen en het begeleiden van sport- en spelactiviteiten in verpleeghuizen (Kunnen we dat niet aan vrijwilligers overlaten?). Maar dit betekent niet dat professionals overbodig worden. Integendeel, de opkomst van een ‘vrijwilligersindustrie’ creëert juist de behoefte aan nieuwe professionals.

De toenemende professionalisering zie je bijvoorbeeld bij de vrijwilligerscoördinatoren, een relatief nieuwe beroepsgroep. Zij vervullen een belangrijke rol bij het vinden van een juiste match tussen de behoeften van organisaties enerzijds en de wensen en motieven van vrijwilligers anderzijds.

Steeds vaker volgen deze coördinatoren aanvullende opleidingen om bestuurlijke invloed op het beleid uit te oefenen en om strategieën te ontwikkelen teneinde het vrijwilligerswerk in hun organisaties te verankeren. Oftewel, de vrijwilligerscoördinatoren bevorderen de inzet van vrijwilligers én profiteren ervan.

Meer dan koffie schenken

Ook de vrijwilligers zelf professionaliseren. In navolging van socioloog Abram de Swaan noemen we hen ‘proto-professionals’. In houding en gedrag gaan de vrijwilligers steeds meer op professionals lijken, maar dan in een ‘light’ versie, zonder harde diploma-eisen en strenge beroepsverplichtingen. Neemt niet weg dat ze steeds vaker cursussen volgen die hen in staat stellen om bepaalde taken te verrichten. Ook hebben ze vaak een ‘vrijwilligerscontract’ waarin afspraken zijn vastgelegd.

Vrijwilligers die baat hebben bij proto-professionalisering zijn degenen die meer willen doen dan koffie schenken en die het volgen van trainingen nuttig vinden voor hun zelfontplooiing of als opstapje naar een betaalde baan.

Nieuwe rol professionals: coachen van vrijwilligers

Ten slotte is er ook bij de ‘gevestigde’ professionele beroepen in zorg en welzijn een vorm van verdere professionalisering zichtbaar. Doordat vrijwilligers aandacht en praktische ondersteuning aan cliënten bieden, hebben sociaal werkers en zorgmedewerkers meer tijd om complexere taken te verrichten. Sociaal werkers krijgen daardoor vaak een nieuwe rol, van zelf activiteiten organiseren naar het coachen van vrijwilligers. Zorgmedewerkers specialiseren zich verder in multidisciplinaire coördinatie en specialistische zorg.

De professionalisering van vrijwilligerscoördinatoren en gevestigde beroepsgroepen relativeert de grote woorden over verdringing, maar dat betekent niet dat het grotere beroep op vrijwilligers voor iedereen gunstig uitpakt. Er zijn ook verliezers.

Verschraling en verlies voor zorgmedewerkers en vrijwilligers

Vooral het werk van de lager opgeleide zorgmedewerkers verschraalt, de ‘leuke dingen’ - wandelen met een bewoner bijvoorbeeld - worden steeds meer overgenomen door vrijwilligers. Omdat deze zorgmedewerkers niet altijd de kennis en vaardigheden hebben om complexere taken te vervullen, komt hun positie onder druk te staan.

Ook vrijwilligers die niet voldoen aan de nieuwe eisen, behoren tot de verliezers. Denk aan mensen met een mentale beperking die nuttig vrijwilligerswerk doen, maar daarbij begeleiding nodig hebben. Zij worden door professionals als ‘extra cliënt’ bestempeld en steeds vaker buitengesloten. Er is ook steeds minder plaats voor vrijwilligers die gewoon vrijwilliger willen zijn en geen trek hebben in een uitgebreider takenpakket, cursussen of een vrijwilligerscontract.

Een derde groep verliezers is te vinden onder bewoners en bezoekers van voorzieningen waar geprofessionaliseerde vrijwilligers aan het werk zijn. Velen van hen waarderen het laagdrempelige en gelijkwaardige contact met ‘gewone’ vrijwilligers. Professionalisering van vrijwilligers kan nuttig zijn, maar schept ook nieuwe vormen van afstand.

Neem niet te snel afscheid van vrijwilliger die extra tijd en begeleiding vraagt

Het is te simpel om te zeggen dat een grotere inzet van vrijwilligers vanzelfsprekend leidt tot een slechtere positie voor professionals. De praktijk levert een gemengd beeld op: beide groepen profiteren en hebben last van de uitbreiding van het vrijwilligerspakket. Cruciaal daarbij is de vraag of de professional of de vrijwilliger zich aan kan passen aan de nieuwe verdeling van taken en verantwoordelijkheden.

In plaats van tegenstellingen tussen groepen, zijn er toenemende tegenstellingen binnen groepen: hoger versus lager opgeleide professionals en geprofessionaliseerde versus kwetsbare vrijwilligers. Deze nieuwe scheidslijnen krijgen tot nu toe beperkte aandacht.

Een principieel standpunt tegen of voor het overdragen van taken aan vrijwilligers, lijkt weinig zinvol. Beter is als organisaties zorgvuldig kijken naar de vaardigheden en behoeften van hun betaalde en onbetaalde krachten en dan pas een keuze maken.

Moreel en praktisch zouden zorg- en welzijnsorganisaties er ook goed aan doen om niet te snel afscheid te nemen van de vrijwilliger die extra tijd en begeleiding vraagt: een niet-geprofessionaliseerde vrijwilliger kan voor bewoners van een verpleeghuis of bezoekers van een buurthuis ook en soms juist veel meerwaarde hebben.

Bron: Socialevraagstukken.nl

Meer informatie

Deze blog is geschreven door Marianne van Bochove & Lieke Oldenhof

Het wetenschappelijke artikel waarop deze bijdrage is gebaseerd, is geschreven op basis van data verzameld voor het project ‘Kunnen we dat (niet) aan vrijwilligers overlaten?’. Het onderzoeksconsortium voor dit project bestond uit de Universiteit van Amsterdam, Platform31, Stichting Actief Burgerschap, de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Zaanstad, de ministeries van VWS en BZK, woningcorporaties Eigen Haard en Ymere, en zorgorganisatie Cordaan.

Vergelijk @count opleiding

  • @title

    • Tijdsduur: @duration
Vergelijk opleidingen