De NZa kan harder sturen op het nakomen van de zorgplicht door vast te stellen of de wachtlijsten in de ggz een capaciteits- of een verdelingsprobleem zijn. Als zorgverzekeraars niet voldoende ggz inkopen en de NZa handhaaft niet, kunnen ggz-patiënten naar de rechter, stelt gezondheidszorgeconoom Erik Schut. ‘Een rechtszaak zou wel een bom onder het stelsel leggen.'
Geschoond van dubbelwachtenden wachten circa 60.000 mensen op ggz-zorg. 41.000 wachten langer dan de Treeknorm van veertien weken. Voor zorgverzekeraars is het vrijwel onmogelijk om te voldoen aan hun zorgplicht en voldoende ggz in te kopen. Als een zorgverzekeraar dat als enige doet, prijst die zichzelf uit de markt. Dat is de conclusie van gezondheidseconoom Xander Koolman van de VU, die jarenlang in de raad van advies van de NZa zat, in een interview met Zorgvisie.
Wachttijd intake
Voor gezondheidszorgeconoom Erik Schut van de Erasmus Universiteit is dat geen uitgemaakte zaak. Op basis van de openbare informatie van de NZa constateert hij dat de bottleneck vooral zit bij de overschrijding van de wachttijden voor de intake, niet die van behandeling. De maximale wachttijd voor de intake is vier weken volgens de Treeknorm. Voor de behandeling bedraagt die maximaal tien weken.
NZa en zorgplicht
‘Het langdurig bestaan van wachtlijsten in de ggz betekent niet per definitie dat zorgverzekeraars niet voldoen aan hun zorgplicht. Zorgverzekeraars moeten voldoende zorg inkopen, die tijdig beschikbaar is en op een redelijke afstand. Of zorgverzekeraars voldoende zorg inkopen, valt op basis van de openbare informatie niet vast te stellen. Want daaruit blijkt niet of mensen die langer dan de Treeknorm wachten niet in de buurt bij een andere ggz-aanbieder terecht zouden kunnen. Dat zou de NZa moeten onderzoeken.’
Oorzaken wachtlijsten ggz
Bovendien zou het goed zijn om beter zicht te krijgen op de oorzaken van de hardnekkige wachtlijsten, vindt Schut. ‘De zorgvraag in de ggz stijgt, mede door de coronacrisis. Er is een tekort aan psychiaters en psychologen om de zorg te leveren. Maar door de sterke groei van het aantal lichte ggz-indicaties kun je je ook afvragen of alle zorg in de ggz wel nodig en passend is.’
Capaciteits- of verdelingsprobleem?
De NZa kan wel harder sturen op het nakomen van de zorgplicht, vindt Schut. Allereerst door vast te stellen wat nu precies de omvang van het probleem is. ‘Is de wachtlijstproblematiek in de ggz vooral een capaciteits- of een verdelingsprobleem? Dat is de hamvraag.’
Zorgbemiddeling
Als het een verdelingsvraagstuk is, kan het probleem van de wachtlijsten volgens Schut worden opgelost door zorgbemiddeling. Dat zou betekenen dat zorgverzekeraars op zich voldoende zorg inkopen, maar dat verzekerden onvoldoende op de hoogte zijn dat er elders plek is. Schut: ‘Van ggz-verzekerden kun je in veel gevallen niet verwachten dat ze in staat zijn om zelf op zoek te gaan naar beschikbare aanbieders met kortere wachttijden. Daar ligt een rol voor zorgverzekeraars en de NZa. Hoe krijg je die informatie bij verzekerden? Dat zouden zorgverzekeraars kunnen doen, als de NZa die informatie met hen deelt. De NZa weet dat, omdat ggz-aanbieders die informatie moeten aanleveren. Verzekeraars zouden dan ook contractuele afspraken kunnen maken met aanbieders die te lange wachttijden hebben om cliënten door te verwijzen naar instellingen met voldoende capaciteit.’
Rechtszaak
Als blijkt dat zorgverzekeraars onvoldoende inkopen en de NZa handhaaft onvoldoende, dan kunnen ggz-vragers altijd nog naar de rechter stappen, stelt Schut. ‘Dat is in de thuiszorg ook gebeurd in 1999. Een groep cliënten op de wachtlijst is naar de rechter gestapt en kreeg gelijk. Minister Borst moest toen met het beleid van ‘boter-bij-de-vis’ komen. Die rechtszaak legde destijds een bom onder het toenmalige stelsel van aanbodregulering, maar die uitspraak is vandaag nog steeds geldig.’
Patiëntenorganisatie
Dat ggz-patiënten die op hulp wachten wel wat anders aan hun hoofd hebben, begrijpt Schut. ‘Maar ik kan me goed voorstellen dat een patiëntenorganisatie de gang naar de rechter maakt, namens een groep cliënten.’
Dit artikel is geschreven door Bart Kiers en verschenen in ZorgVisie.
- Professor