Het tuchtrecht voor zorgverleners is een van de instrumenten die de kwaliteit van de individuele zorgverlening moet bewaken en bevorderen. In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en de Erasmus Universiteit Rotterdam onderzoek gedaan naar twee vragen over hoe het tuchtrecht die rol vervult: Hoe kan de lerende werking van het tuchtrecht worden bevorderd? En hoe is de team- en netwerkverantwoordelijkheid bij handelen of nalaten in strijd met de normen die de beroepsbeoefenaar behoort te betrachten?
Leren van het tuchtrecht
Als het tuchtrecht de kwaliteit van de beroepsuitoefening daadwerkelijk wil bewaken en bevorderen, is het noodzakelijk dat ook de zorgverleners die níet in de betreffende procedures betrokken zijn, kennisnemen van de (voor hen relevante) uitspraken en zo nodig naar aanleiding daarvan hun eigen gedrag aanpassen. De onderzoekers geven aan dat op meerdere punten ruimte is voor verbetering.
- De lerende werking van het tuchtrecht voor de groep en het traject dat de tuchtrechtelijke jurisprudentie aflegt ná publicatie: de toegankelijkheid van tuchtrechtspraak en de communicatie daarover, de systematische analyse om rode draden te identificeren, en het herijken van richtlijnen naar aanleiding van die uitspraken.
- De impact van een tuchtprocedure op een verwerend zorgverlener: veel zorgverleners ervaren een tuchtklacht als een zeer ingrijpende procedure. Er zijn verbeteringen mogelijk om de negatieve beleving van de procedure te verminderen.
- De ondersteuning van het systematisch leren door de verwerend zorgverlener in de tuchtprocedure.
In deze video geeft mr.dr. Rianne Herregodts verdere uitleg over deze drie verbeterpunten
In toenemende mate vindt zorgverlening plaats in team- of netwerkverband. Het tuchtrecht gaat echter uit van persoonlijke verwijtbaarheid en is gericht op het individu. Wil een klager in algemene zin het juiste verwijt aan het adres van de juiste beroepsbeoefenaar kunnen maken, dan zal hij moeten beschikken over voldoende informatie. Dit blijkt in de praktijk niet altijd het geval te zijn.
Voor het functioneren van het tuchtrecht is dit problematisch: de verkeerde beroepsbeoefenaar kan worden aangesproken en nodeloos in een, als belastend ervaren, tuchtprocedure betrokken. Op dit vlak is dan ook ruimte voor verbetering geconstateerd door de onderzoekers:
- De klager beter uitrusten om een klacht in te kunnen dienen door het in de praktijk realiseren van duidelijke dossiervoering en informatieverstrekking, waarbij de patiënt één vast aanspreekpunt heeft voor zijn vragen. Daarnaast is het wenselijk om de rol van de tuchtklachtfunctionaris te evalueren en te bezien of een vergroting en verbreding van diens rol wenselijk is.
- Een grotere rol van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) bij complexe zaken, waarbij meerdere beroepsbeoefenaars betrokken zijn.
In de video geeft mr.dr. Caressa Bol verdere uitleg over deze verbeterpunten
Het onderzoeksteam bestaat uit mr.dr. Rianne Herregodts (projectleider, Rijksuniversiteit Groningen), mr.dr. Caressa Bol (Erasmus School of Health Policy & Management, Erasmus Universiteit Rotterdam), dr. Jan-Willem Weenink (Erasmus School of Health Policy & Management, Erasmus Universiteit Rotterdam) en prof. Marc Hertogh (Rijksuniversiteit Groningen).
- Universitair Docent
- Universitair Docent
- Meer informatie
Voor meer informatie en het gehele rapport kunt u terecht op: rug.nl/rechten/tuchtrecht.