Commerciële aanbieders van kleinschalige woonzorgcentra maken strategisch gebruik van de veranderingen door het langer thuis-beleid van de overheid. Ze spelen bij de gemeente in op de bestaande onduidelijkheid over hun eigen identiteit. Een welbewuste strategie om winstoptimalisatie te behalen, zeggen onderzoekers.
Soms presenteren commerciële aanbieders zich bij de gemeente als zorgpartij die een oplossing kan bieden voor urgente zorgbehoeften, waardoor ze een betere grondprijs krijgen. Op andere momenten zetten zij hun identiteit als vastgoedpartij op de voorgrond om zo gebruik te maken van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij de aanvraag van financiering voor woningaanpassingen.
Dat blijkt uit onderzoek van promovendus Laura De Brabandere en universitair docent Jitse Schuurmans van Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM) naar de opkomst, organisatie en werkwijze van commerciële aanbieders van kleinschalige woonzorgcentra in de ouderenzorg en gehandicaptensector.
Strategie voor winstoptimalisatie
Volgens De Brabandere is dit een welbewuste strategie om winstoptimalisatie te behalen. De grote, internationale, commerciële aanbieders hebben managers in dienst die het land doorkruisen op zoek naar vastgoed of grond met een zorg- of welzijndoel omdat dat goedkoper is. De aanbieder zet vervolgens ofwel een nieuw gebouw neer, of renoveert bestaand vastgoed. Dan wordt gezorgd voor een eigen voordeur en een eigen brievenbus voor bewoners. Dat zijn vastgoedvoorwaarden om bij het zorgkantoor het Volledig Pakket Thuis (VPT) of het Modulair Pakket Thuis (MPT) te kunnen declareren vanuit de Wet langdurige zorg.
Verschillende bv’s
De politiek heeft de afgelopen tien jaar geleidelijk aan regelgeving gemaakt die zorgt voor een knip tussen wonen en zorg. Commerciële aanbieders maken daar specifiek in Nederland handig gebruik van. Bijvoorbeeld door verschillende bv’s op te richten per nieuwe woonlocatie; een woon-bv en een zorg-bv. Bij de zorg-bv streeft de commerciële aanbieder niet naar winstmaximalisatie, want dat is verboden in Nederland. Aan de verhuur van zorgwoningen is wat betreft winst daarentegen geen wet- en regelgeving verbonden en daar wordt met de woon-bv de winst gemaakt. Commerciële aanbieders vragen in het ‘hogere woonsegment’ soms huurprijzen van 5000 tot 7000 euro per maand. Het gaat dan om huur en servicekosten. Onder servicekosten kan van alles vallen: zoals maaltijden, maar ook wc-papier.
Een product
De Brabandere en Schuurmans baseren de bevindingen op onderzoek naar een grote, internationaal opererende commerciële aanbieder van kleinschalige woonzorgvoorzieningen met meerdere locaties in Nederland. De naam van de aanbieder willen zij niet bekendmaken. De onderzoekers willen een trend laten zien. “Het doel van het onderzoek is te achterhalen hoe van de zorg een product wordt gemaakt. De werkwijze van grote, commerciële aanbieders van kleinschalige woonzorgcentra kent grote overeenkomsten.”
Dat wil overigens niet zeggen dat er geen verschillen zijn tussen aanbieders van kleinschalige wooncentra, benadrukken de onderzoekers. “Soms komt het initiatief voor de bouw van kleinschalige woonzorgcentra niet van een commerciële partij, maar van een zorgaanbieder die in samenwerking met een vastgoedontwikkelaar een woonzorgproject ontwikkelt. De zorgorganisatie verleent de zorg, de huren gaan naar de vastgoedontwikkelaar. Daar hoeft geen strategisch gemanoeuvreer met verschillende identiteiten achter te zitten.”
Ook de bedrijfsstructuur van de aanbieders van kleinschalige woonzorgvoorzieningen verschilt. Er zijn aanbieders met een internationale holding, maar ook stichtingen die niet op winst uit zijn. Huurprijzen zijn soms ook aanzienlijk lager dan eerder genoemde bedragen. Dat is ook afhankelijk van het marktsegment waar ze zich op richten.
Verpleeghuis light
Uit onderzoek van NRC uit 2022 blijkt dat er schrijnende situaties kunnen ontstaan omdat er niet altijd specialistische ouderenzorg aanwezig is in de ‘verpleeghuizen light’ en huisartsen daar de dupe van zijn. Zij zijn eindverantwoordelijk voor de zorg van de bewoners en krijgen er met de komst van een commercieel verpleeghuis ineens meerdere zorgbehoevende patiënten bij.
Ongelijkheid
De groei van het aantal bedden in kleinschalige woonzorgcentra van commerciële aanbieders, waarvan een groot deel zich richt op ‘het hogere segment’, zorgt voor meer ongelijkheid in de samenleving, stelt Schuurmans. “Inherent aan de ontwikkelingen die we hier zien gebeuren, is dat mogelijkheden van ouderen steeds meer afhankelijk worden van de hoeveelheid geld dat ze hebben.”
Tegenhouden
Vooral onder druk van de huisartsen zijn VWS en zorgkantoren aan het kijken of ze in samenwerking met gemeenten en provincie nieuwe commerciële verpleeghuizen kunnen tegenhouden, weet Schuurmans. De gemeente blijkt daar de beste kaarten voor in huis te hebben. “De moeilijkheid om iets tegen de groei van de commerciële aanbieders te doen, zit vooral bij de al bestaande contracten voor de afname van VPT’s tussen commerciële aanbieders en zorgkantoren.” De Brabandere ziet dat er in sommige regio’s soms meer overleg is met huisartsen voordat besloten wordt een nieuwe vestiging te openen.
Het onderzoek van De Brabandere en Schuurmans is onderdeel van het programma medisch generalistische zorg (MGZ) in de regio, een samenwerkingsverband tussen de Erasmus Universiteit Rotterdam en Vilans, en wordt gefinancierd door het ministerie van VWS. De bevindingen bouwen voort op eerder onderzoek naar de inzetbaarheid van medische zorg in de ouderenzorg, zoals het samenvoegen van diensten tussen verpleeghuizen.
Meer informatie
De groei van het aantal kleinschalige woonzorgcentra van internationale commerciële aanbieders zet door. Bijna 33 procent van de private kleinschalige woonzorg in Nederland is van een internationale keten. De twee grootste spelers, Orpea en Korian, hebben samen 174 locaties. In 2022 hadden ze nog 166 locaties. Uit cijfers die het ANP in 2024 heeft opgevraagd bij de Kamer van Koophandel blijkt dat het totaal aantal commerciële verpleeghuizen voor ouderen in de afgelopen tien jaar is vervijfvoudigd, van 96 naar ruim 500.