Onze Geschiedenis alumni bewijzen dat je als Historicus veel meer kunt dan werken in het onderwijs of in de wetenschap. Zo zijn Helma Maas en Bob van Dillen, in 1991 afgestudeerd aan de toenmalige subfaculteit Maatschappijgeschiedenis, beiden terechtgekomen in de ontwikkelingssamenwerking.
Helma werkt sinds maart 2021 als persvoorlichter bij Save the Children en Bob is sinds oktober 2022 werkzaam als Consortium Coördinator WeAreAble! bij ZOA, een Christelijke noodhulp- en wederopbouworganisatie voor mensen in crisisgebieden. In dit duo-interview blikken zij terug op hun studietijd aan de Erasmus Universiteit en vertellen ze welke betekenis hun studie geschiedenis voor hun verdere loopbaan heeft gehad.
In 1984 zijn jullie aan de studie Maatschappijgeschiedenis begonnen. Waarom koos je voor deze studie in Rotterdam?
Helma: “Ik wilde eigenlijk heel graag journalistiek gaan studeren, een hbo-opleiding, maar werd uitgeloot. Toen moest ik ineens last minute iets anders verzinnen. Mijn docent geschiedenis van de middelbare school stelde voor: waarom ga je niet maatschappijgeschiedenis doen? Ik vond geschiedenis leuk, en zag dat je daar ook een afstudeervariant in communicatie en voorlichting had. Bovendien was het ook nog eens dichtbij, ik kon er vanuit mijn woonplaats Dordrecht zo naartoe treinen. Uiteindelijk bleek het zo’n leuk eerste jaar, dat ik besloot om de studie af te maken.”
Bob vond geschiedenis en maatschappijleer de twee leukste vakken op de middelbare school in Apeldoorn. Hij is bij verschillende universiteiten gaan kijken om te zien welke programma’s daarbij aansloten. “Ik twijfelde destijds tussen Sociale Wetenschappen in Utrecht en Maatschappijgeschiedenis in Rotterdam.” Juist de combinatie van geschiedenis en sociale wetenschappen, en de mogelijkheid bijvoorbeeld economie te combineren met economische geschiedenis in plaats van het alleen maar uit je hoofd stampen van ‘Kings & Queens’, veldslagen en jaartallen, vond Bob erg interessant en daarom heeft hij de keuze voor Rotterdam gemaakt.
Als je terugdenkt aan je studietijd, wat is jullie dan het meest bijgebleven?
Bob: “Dat zijn veel dingen. Allereerst was ik heel erg geïnteresseerd in de Latijns-Amerikaanse politiek. Daarom heb ik ook wat keuzevakken in Leiden en Amsterdam gevolgd over dit onderwerp. Vooral Michiel Baud, hoogleraar Latijns-Amerikastudies en directeur van het Centrum voor Studie en Documentatie van Latijns-Amerika (CEDLA), kon goed vertellen en mensen enthousiasmeren voor de ontwikkelingen op dat continent. Mijn interesse in Latijns-Amerika is later overigens totaal weggezakt en vervangen door Afrika: ik ben een echte Afrikanist geworden. Het feit dat ik de mogelijkheid had om stage te lopen bij de Tweede Kamer – het hart van de Nederlandse besluitvorming – vond ik ook machtig interessant. Ik kon dagelijks meedraaien in een fractie van het Parlement waar zwaargewichten als Jan Pronk en Eveline Herfkens inzaten.”
Helma vond vooral de werkcolleges van Willem van Schendel heel inspirerend. Deze hebben ertoe geleid dat ze tussen haar derde en vierde jaar in besloot om een jaar in India te gaan studeren. Een ander hoogtepunt tijdens de studie was het maken van een historische documentaire. “Binnen de afstudeerrichting Communicatie en Voorlichting maakte ik met 6 medestudenten mijn eerste echte eigen film, dat vond ik geweldig!” vertelt Helma trots.
Wat er met de documentaire is gebeurd? “Die is helaas vernietigd: er waren fragmentjes gebruikt uit het Polygoonjournaal en die waren te duur voor de universiteit om te betalen”, aldus Helma.
Vertel eens over jullie eerste professionele baan. Hoe ben je hier terechtgekomen?
Helma: “Bij de buluitreiking was ik heel blij, tevreden en trots. Maar ik dacht ook: nu staat de boze wereld te wachten, nu moeten we een baan zien te vinden.” Dit bleek nog niet zo gemakkelijk. Helma heeft na haar studie een tijd in de bijstand gezeten, als uitzendkracht gewerkt bij de internationale afdeling van PTT, een sollicitatietraining gevolgd via het arbeidsbureau en honderden sollicitatiebrieven geschreven. Na terugkomst van haar studie in India werd ze lid van de landelijke India-werkgroep. Het netwerk dat ze hier opbouwde bleek echter zeer waardevol: via een contact in de India-werkgroep vond ze uiteindelijk haar eerste echte baan in ontwikkelingssamenwerking, bij Cordaid.
Bob: “Bij mij was het een ander verhaal. Ik ging mijn vervangende dienstplicht doen, wat deels overlapte met mijn laatste studiejaar. Ik heb dat echt ervaren als een enorme bonus. Door de 1,5 jaar werkervaring die ik daarmee op had gedaan, kon ik weer volgende stappen zetten. Zo ging ik vrij snel nadat ik was afgestudeerd stagelopen bij de Europese Commissie in Brussel.”
Toen Helma net bij Cordaid begonnen was, kreeg ze vrijwel direct een ander aanbod. Ze kon aan de slag als Junior Professional Officer bij Unesco in Namibië. “Heb ik jarenlang gezocht naar een baan, heb ik er nu twee”, vertelt ze. Omdat ze de functie kon vervullen in een land waar ze nog nooit was geweest, koos ze uiteindelijk toch voor de baan bij Unesco.
Hoe kijk je terug op deze periode?
“Unesco was een enorme tegenvaller, dus ben ik in datzelfde jaar nog overstapt naar UNICEF, want ik vond het land Namibië wel heel prettig.” Helma kijkt trots terug op die tijd, omdat ze werkelijk wat heeft kunnen betekenen. “Mijn taak was om journalisten op een minder stigmatiserende wijze over HIV/Aids te laten schrijven, zodat mensen er beter over gingen praten en openlijk voor hun HIV-status uit durfden te komen. Dit leidde tot betere preventie en zorg.” Zo zie je hoe belangrijk het is dat een VN-organisatie aanwezig is in een land om een extra push te kunnen geven aan bepaalde onderwerpen, in dit geval HIV/Aids.
Bob, hoe ben jij in de ontwikkelingssamenwerking gerold?
“Na mijn stage ben ik op een tijdelijk contract blijven werken bij de Europese Commissie en daarna bij het Europees Parlement.” Hij probeerde daarna Junior Professional Officer te worden bij de Europese Commissie, maar dat pakte anders uit. “Ik kwam niet door de procedure heen, omdat kandidaten vanuit hun land enorm werden gepusht en dat waren we in Nederland niet gewend”, aldus Bob. Dit zette hem aan het denken of hij überhaupt wel in zo’n bureaucratische omgeving wilde blijven werken. Na wat consultancy werkzaamheden, besloot hij in 1998 definitief de overstap te maken naar de NGO-sector.
Bob werkt sinds oktober als Consortium Coördinator WeAreAble! In deze functie heeft hij voor het eerst sinds jaren geen zelfstandige rol meer in lobby en advocacy. “Ik ben nu meer aan het coördineren en de partners in zes Afrikaanse landen aan het helpen en faciliteren om zelfstandig hun lobby te doen op lokaal-, districts- en op nationaal niveau, zodat mensen met een beperking toegang krijgen tot land, water en voedsel.” Dit is een project van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat valt onder het programma Power of Voices. Hiermee probeert de overheid de stem van het lokale maatschappelijke middenveld te vergroten.
Welke rol speelt de studie maatschappijgeschiedenis in jullie loopbaan in ontwikkelingssamenwerking?
“Het voordeel van maatschappijgeschiedenis te hebben gestudeerd, legt Bob uit, is dat je gemakkelijker het langere termijnperspectief voor ogen hebt. Vooral omdat resultaten in het werk wat we doen niet altijd direct zichtbaar zijn, is het goed om de lange termijn vooruitgang te zien”. Bob wijst naar een aantal onderzoeken van Our World in Data waaruit duidelijk naar voren komt dat armoede en honger decennia geleden een veel groter probleem waren. De Zweedse onderzoeker Hans Rosling*, liet prachtig zien hoe de ontwikkelingen in verschillende landen en werelddelen ten positieve gekeerd zijn over een periode van vele decennia.
Helma herkent het voordeel van het lange termijnperspectief. “We zijn nu heel erg bezig als Save the Children om te vertellen over de situatie van honger in bijvoorbeeld Zuid-Soedan en Somalië. Daar was ik 20 jaar geleden ook al mee bezig. Sommige collega’s – die geen geschiedenis hebben gestudeerd – denken soms dat de situatie nu heel erg is. Dat langere perspectief heb ik vanuit mijn studie eigenlijk al meegekregen. Het is alleen elke keer weer op een andere manier.”
Met goed beleid en een beetje hulp van buitenaf, zie je dat er verbetering is. Volgens Helma is daarom internationale samenwerking wel degelijk nodig. “Hoewel er af en toe in sommige delen van de wereld weer een kleine terugval is, is het niet zo dat het een bodemloze put is waar nooit wat gebeurt.”
Tot slot, welk advies zou je huidige of recent afgestudeerde geschiedenis studenten willen geven?
Helma: “Dat je door moet zetten. Dat het niet altijd makkelijk is om direct je droombaan te vinden, maar dat je vooral wel moet blijven proberen om de dingen te doen die je leuk vindt. En ja, soms moet je ook dingen zelf zien te creëren. En probeer zoveel mogelijk relevante werkervaring op te bouwen.”
Bob: “Het mondiale perspectief zou ik iedereen mee willen geven, ook als ze uiteindelijk niet in de ontwikkelingssamenwerking terecht komen.” Enerzijds door tijdens de studie een buitenland ervaring op te doen. “Ik heb er zelf spijt van dat ik tijdens mijn studietijd niet een half jaar/jaar in het buitenland gewoond of gewerkt heb. Zeker in de huidige tijd vind ik dat wel essentieel voor mensen die in de ontwikkelingssamenwerking willen werken, omdat de hele sector in transitie is en lokale actoren leidend moeten zijn.” Maar anderzijds ook vooral door na te denken wat er hier in Nederland moet veranderen, in onze eigen samenleving. “Wij hebben hier in ons land niet altijd de oplossing, maar vaak wel de oorzaak van het probleem te pakken, denk bijvoorbeeld aan wapenexport, handelsbelemmeringen en CO2 uitstoot. “
* In Memoriam: Zo veroverde Hans Rosling de wereld met statistiek - De Correspondent