Wat bepaalt of afgewezen asielzoekers Nederland moeten verlaten - of mogen blijven? Onderzoekers Arjen Leerkes en Laura Cleton (ESSB) stellen aannames over terugkeermigratiebeleid ter discussie en werpen licht op hoe persoonlijke kenmerken terugkeerresultaten beïnvloeden.
Wanneer asielzoekers een legale status in Nederland wordt ontzegd, staat de overheid voor een uitdaging: hoe kunnen we ervoor zorgen dat ze terugkeren naar hun land van herkomst? Hoewel 'vrijwillige terugkeer' vaak wordt gepresenteerd als de voorkeursoptie en gedwongen uitzetting als laatste redmiddel, is de werkelijkheid veel genuanceerder. "De grens tussen vrijwillig en gedwongen is vager dan mensen denken"', zegt Dr. Laura Cleton, postdoctoraal onderzoeker aan Erasmus Universiteit Rotterdam. "Afgewezen asielzoekers zijn niet alleen passieve onderwerpen in dit proces - ze hebben zeggenschap, en de terugkeerresultaten die de Nederlandse overheidsgegevens laten zien, worden cruciaal gevormd door persoonlijke factoren, en niet alleen door beleid."
Cleton werkt samen met Prof. Arjen Leerkes, leider van het FAiR-project (Finding Agreement in Return), een door de EU gefinancierd onderzoeksproject om het beleid van terugkeermigratie te heroverwegen. Het onderzoek van FAiR laat zien dat gevallen van gedwongen terugkeer minder worden beïnvloed door beleidsmaatregelen en meer door factoren als familiebanden, economische omstandigheden en de veiligheid van het thuisland.

Een spectrum van (on)vrijwilligheid
De recente studie gepubliceerd door Sinnige, Cleton en Leerkes daagt de traditionele tweedeling van vrijwillige versus gedwongen terugkeer uit. In plaats daarvan nemen de onderzoekers een spectrum van (on)vrijwilligheid aan en testen ze dit, waarbij persoonlijke en contextuele factoren een beslissende rol spelen. Bijvoorbeeld: een afgewezen asielzoeker uit een land met verbeterende economische omstandigheden is eerder geneigd om terug te keren, of dat nu vrijwillig of gedwongen is. Evenzo is de kans veel kleiner dat gezinnen met kinderen die naar school gaan in Nederland vertrekken. Zij hebben 41% minder kans om 'vrijwillig' terug te keren en 67% minder kans om gedwongen te worden teruggestuurd - vergeleken met alleenstaanden.
"Attachments matter", legt Leerkes uit. "Als er kinderen bij betrokken zijn, verzetten gezinnen zich vaak tegen terugkeer, en hun gemeenschappen - buren, klasgenoten, leraren - kunnen mobiliseren om hen te steunen. Dit maakt het beleidsproces veel ingewikkelder."
De grenzen van beleid
Een verrassende bevinding uit het onderzoek is dat beleidsmaatregelen, zoals EU-overeenkomsten of snellere beslissingen over verblijfsvergunningen, een relatief kleine impact hebben op deportatieresultaten. "Beleidsgerelateerde factoren spelen wel een rol, vooral bij gedwongen uitzettingen", zegt Cleton. "Maar persoonlijke en contextuele factoren - zoals leeftijd, veiligheid en economische omstandigheden - zijn invloedrijker."
Zelfs als overheden zouden ingrijpen in dergelijke contextuele factoren, zou het algehele effect minimaal zijn. Bijvoorbeeld, het verplaatsen van een afgewezen asielzoeker van een stedelijk naar een niet-stedelijk woongebied zou de kans op gedwongen uitzetting licht kunnen vergroten, maar slechts in verwaarloosbare mate. "Zelfs in de meest gunstige scenario's blijft de meerderheid van de afgewezen asielzoekers in Nederland of migreert verder", zegt Leerkes.
Migratiebeleid heroverwegen
De bevindingen van het FAiR-project hebben belangrijke implicaties voor het migratiebeleid. Momenteel investeren EU-regeringen zwaar in overeenkomsten met niet-EU-landen om terugkeer te vergemakkelijken, proberen ze zogenaamde 'return hubs' op te zetten en lijken ze gedwongen terugkeer prioriteit te geven in hun nieuwe Common European System for Returns. Echter, "regeringen hebben slechts gedeeltelijk controle over de terugkeerresultaten", zegt Cleton. "Factoren zoals sociale banden en economische omstandigheden zijn veel moeilijker te beïnvloeden via dergelijke beleidsmaatregelen, terwijl deze terugkeerresultaten beter verklaren."

De studie benadrukt de benarde situatie van de 79% van de afgewezen asielzoekers in Nederland, die noch vrijwillig terugkeren, noch gedwongen worden uitgezet. "Deze personen leven vaak in een vacuüm, met beperkte toegang tot basisvoorzieningen en geen pad naar integratie", zegt Leerkes. "We moeten daarom serieus alternatieven overwegen, zoals humanitaire legalisatie en werkvergunningen, om deze realiteit aan te pakken."
Een mensgerichte aanpak
In de kern pleit het FAiR-project voor een menselijke en realistischere aanpak van migratiebeheer. Door de perspectieven van migranten en niet-EU-landen centraal te stellen, hopen de onderzoekers beleid te bevorderen dat niet alleen efficiënt, maar ook rechtvaardig is. "Migratie is een diepmenselijk probleem", zegt Cleton. "We hebben beleid nodig dat die complexiteit weerspiegelt en waardigheid boven handhaving stelt."
Nu de EU nieuwe maatregelen blijft voorstellen om terugkeer af te dwingen, biedt het FAiR-project een tijdige herinnering: "Achter elke deportatiestatistiek schuilt een menselijk verhaal, gevormd door persoonlijke worstelingen, hoop en veerkracht", zegt Leerkes.
Over FAiR
Het Finding Agreement in Return (FAiR)-project heeft als doel het beleid van terugkeermigratie in de EU te verbeteren door de legitimiteit en effectiviteit van terugkeerbeleid aan te pakken. Door niet-EU-perspectieven centraal te stellen, onderzoekt FAiR de factoren die de samenwerking op het gebied van terugkeermigratie vormgeven en probeert het duurzame, op rechten gebaseerde alternatieven te identificeren. Het project brengt academische, beleidsmatige, overheids- en pleitbezorgingsexpertise samen in Europa, Afrika en het Midden-Oosten. FAiR wordt gefinancierd door het European Research Executive Agency (REA) onder Horizon Europe (subsidieovereenkomst nr. 101094828).

- Professor
- Professor
- Meer informatie
Meer wetenschapsverhalen? Kijk op ons online magazine Erasmus Extra.
Pers
Voor meer informatie kun je contact opnemen met: fair@eur.nl- Gerelateerde content