Het is opmerkelijk dat er op onze Erasmus Universiteit weinig aandacht is voor Erasmus. Als Erasmus Economics & Theology Institute vestigen we daarom de aandacht op de kern van het denken, de theologie, van Erasmus. In zijn theologie, evenals in zijn persoonlijke leven, staat Christus centraal. Dit wekt misschien bevreemding, want Erasmus wordt meestal geprezen om zijn streven naar ongewapende vrede, tolerantie, intellectuele en gewetensvrijheid. Ook zijn strijd tegen religieus fanatisme, hypocrisie en uiterlijk kerkelijk vertoon is bekend. Desondanks stelde Erasmus de theologie boven de filosofie. Zijn levensinstelling werd fundamenteel bepaald door zijn streven naar eeuwige verlossing en, in verband hiermee, een relatie met Christus.
Erasmus expliciteert dat kernachtig in de Parafrase, die gebaseerd is op de Proloog van het Johannes-evangelie. Om gered te worden volstaat het, zegt Erasmus, om te geloven wat God zelf bekend heeft gemaakt in zijn Woord door zijn leerlingen. Eenmaal mensgeworden, heeft het God behaagd zaken te openbaren aan deze leerlingen. De philosophia Christi behelst ‘aan deze zaken vast te houden in eenvoudig geloof'. Christus te vereren met een zuiver hart is de ware vroomheid en godsdienst.
Het streven naar een band met Christus weerklinkt dus het meest in Erasmus’ philosophia Christi. Deze leer begint met het geloof in Christus. Door dat geloof kan men vrij worden van aardse begeerten, volgens Christus’ leer en voorbeeld gaan leven en zo deugden ontwikkelen. Slechts dan is het volgens Erasmus mogelijk om Christus te begrijpen als Gods Woord: als Blauwdruk van kosmische wetmatigheden en Richtlijn voor het goede leven tegelijk.
Erasmus omschrijft de humanistische wetenschapsmethode als de werkwijze die voor de ontwikkeling van de philosophia Christi het geschiktst is:
"Toen ik besefte dat men deze heilzame leer veel zuiverder en frisser uit de waterstromen en de bronnen zelf schenkt dan uit poelen en beekjes, heb ik het hele Nieuwe Testament verbeterd naar het Grieks - niet middels onbezonnen, gemakzuchtige arbeid, maar door vele handschriften te raadplegen in beide talen en niet zo maar wat handschriften, maar de oudste en de beste".
Erasmus schreef dit aan paus Leo X. Natuurlijk wilde Erasmus de humanistische paus behagen, toen hij hier aan toevoegde dat hij commentaren had gelezen en aantekeningen gemaakt om zijn verbeteringen van de standaardtekst van het Nieuwe Testament te verantwoorden. Maar hij schroomt dus niet het humanisme te omschrijven als middel om de philosophia Christi op te bouwen. Het is niet andersom. De terugkeer ad fontes omvatte vooral een studie van de boeken van de evangelisten en apostelen, boeken die door Erasmus als "de zuiverste bronnen" worden omschreven, "veel gemakkelijker dan de filosofie van Aristoteles uit stekelige boekwerken".
Religie en filosofie moesten voor Erasmus samengaan. Maar als de inzichten uit theologie en filosofie botsen, blijkt de filosofie voor hem wel ondergeschikt aan zijn streven de waarheid van het Woord te achterhalen, zoals die wordt ontmoet in relatie met Christus. De antieke bronnen waren de dienstmaagd van de Nieuwtestamentische. Het was voor Erasmus, de theoloog, niet andersom.